Mr. X werkte graag samen met niet-advocaten. Hij bediende ze door hun stukken bij de rechtbank in te dienen. Hij betaalde ze, en het had er alle schijn van dat dat was voor de zaken die ze binnenbrachten. Zelf je zaken doen, mr. X en vergeet het provisieverbod niet.
Waarom diende mr. X stukken in bij de rechtbank die door iemand van ABFIAD waren geschreven, voor cliënten die hij nooit had gesproken? Het waren ‘slechts formeel zijn cliënten’, zei mr. X, toen de deken hem er in 2014 naar vroeg. Hij betaalde ABFIAD 30 procent van de toevoegingsvergoeding, en 40 procent in betalende zaken. De deken probeerde duidelijk te maken dat gedragsregel 2 dat verbood, maar het kwam niet echt aan.
Want in juli 2015 bleek mr. X te zijn ingetrokken bij boekhouder meneer H, die heel veel contacten had. Als er juridische problemen waren verwees meneer H door naar mr. X. Er waren nog geen financiële afspraken gemaakt, maar mr. X dacht erover meneer H dan een paar punten van de toevoegingsvergoeding te geven, vertelde hij de deken. Die zei dat dat dus ook niet mocht. Mr. X zou de deken informeren als het tot financiële afspraken kwam. Maar naar later bleek, had mr. X een maand eerder al een bedrag van bijna 7.000 euro aan meneer H betaald, waarvoor meneer H achteraf de bijbehorende rekening schreef. Daarin werd het bedrag toegeschreven aan huur en administratiekosten, terwijl het precies 50 procent van vergoeding in de gemeenschappelijke toevoegingszaken bedroeg. En toen meneer H en mr. X later ruzie hadden gekregen, vertelde meneer H in een klachtzaak dat ze mondeling zo’n deal hadden gemaakt.
In de oorlog tussen meneer H en mr. X diende meneer H nog vijf klachten in, namens cliënten in die gezamenlijke zaken. Ze klaagden allemaal dat mr. X bezwaarschriften had ingediend, zonder contact, zonder toestemming en zonder bevestiging. Een beetje verdacht, want meneer H had misschien zelf wel een belang bij die klachten. En die cliënten kwamen niet op de zittingen. Maar bij gebreke van een afdoende weerwoord van mr. X zijn de klachten toch ontvankelijk. Vier ervan leiden tot schorsingen van zes weken.
Maar ook de deken klaagt: mr. X overtreedt het provisieverbod en heeft dat met een financiële schijnconstructie geprobeerd te verdonkeremanen. Bovendien komt hij nog steeds niet op voor de belangen van zijn cliënten.
De raad in Amsterdam is het daarmee eens. Mr. X zat al eens een maand op de bank voor iets vergelijkbaars. Maar nu is het over en uit, tenzij mr. X naar het Hof van Discipline gaat en hen milder weet te stemmen.
Trudeke Sillevis Smitt