Het toezicht op indirect tappen van advocaten binnen de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv), voldoet niet aan de uitspraak van 27 oktober 2015 van het gerechtshof Den Haag in de afluisterzaak. Daarop wijst Olivier van Hardenbroek, een van de advocaten in deze zaak. Ook de NOvA heeft een bezwaar tegen de manier waarop indirect tappen van advocaten in de nieuwe wet is geregeld.

Deze week stemde de Tweede Kamer in met de Wiv. De manier waarop het toezicht op het indirect tappen van advocaten binnen deze wet geregeld is, schiet volgens de advocatuur nog tekort. Olivier van Hardenbroek, een van de advocaten in de afluisterzaak, wijst op de uitspraak van het Haagse gerechtshof in oktober 2015. De rechter oordeelde hierin dat er een vorm van onafhankelijk toezicht op direct en indirect tappen moet zijn. ‘Voor indirect afluisteren is naar mijn mening niet in een sluitende vorm van toezicht voorzien,’ zegt Van Hardenbroek. ‘De diensten bepalen zelf of zij informatie verkregen uit indirect afluisteren van zoveel waarde achten, dat zij die informatie verder willen verwerken. Alleen op die nader verwerkte informatie is toezicht mogelijk. Op alle andere informatie die is verkregen uit indirect afluisteren, bestaat geen toezicht.’

Ook de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) is het niet eens met de manier waarop het indirecte aftappen van advocaten is geregeld in de Wiv. ‘Een bezwaar van deze constructie is dat vooraf inzage plaats heeft van vertrouwelijke informatie door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten,’ schreef de beroepsorganisatie eind 2016 in een brief aan de Kamer. De NOvA pleit bij het indirect tappen voor een systeem van nummerherkenning waarbij de afluisterapparatuur afslaat zodra een verdachte met zijn of haar advocaat belt.

Over het toezicht op het direct tappen van advocaten is de NOvA overigens wel tevreden. Hiervoor moet een voorafgaande rechterlijke toets plaatsvinden.

 

Advertentie