Het openbaar ministerie handelt in twaalf terrorismezaken in strijd met het aanwezigheidsrecht, stelt voorzitter Jeroen Soeteman van de Nederlandse Vereniging van Strafrecht Advocaten (NVSA). De verdachten bevinden zich in Syrisch strijdgebied, waardoor de dagvaardingen niet in persoon kunnen worden uitgereikt. 

In maart en april 2017 worden volgens het openbaar ministerie twaalf verdachten vervolgd voor terrorisme. Tegen hen is een gevangenisstraf geëist. Dat zij de dagvaarding niet kunnen ontvangen, is volgens Soeteman problematisch. ‘Elke verdachte heeft ingevolge artikel 6 EVRM het recht om bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig te zijn. Door middel van de dagvaarding kan een verdachte contact kan opnemen met een advocaat, het strafdossier bestuderen en op de zitting aanwezig zijn. Hier kan hij reageren op de beschuldigingen, belastend bewijs toetsen en ontlastend bewijs inbrengen.’

De landelijk terrorismeofficier van justitie Van Veghel stelde woensdag in Nieuwsuur dat terreurverdachten bij een veroordeling bij terugkeer in Nederland meteen de gevangenis in kunnen. Dat vermindert volgens het OM de kans op aanslagen.

Soeteman is het niet eens met de redenering van Van Veghel. ‘Hij verliest uit het oog dat wanneer er voldoende bewijs is om een verdachte door een rechtbank te laten veroordelen tot een gevangenisstraf, er zeker genoeg bewijs zal zijn om die verdachte meteen na terugkomst in Nederland te arresteren en voor langere tijd in voorlopige hechtenis te houden. Het openbaar ministerie zou er goed aan doen om alsnog van dit voornemen af te zien. Het is onnodig en verliest uit het oog dat ook terrorismeverdachten recht hebben op een eerlijk proces.’

Advertentie