Intervisie, peerreview en een mengvorm gestructureerd intercollegiaal overleg. Met het ‘ingroeimodel’ waarbij advocaten de keuze hebben uit deze drie vormen van gestructureerde feedback hoopt de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten (AR) per 1 januari 2017 te voldoen aan de invulling van de kwaliteitstoets voor advocaten.Op grond van het nieuwe artikel 26 Advocatenwet moet de AR invulling geven aan kwaliteitstoetsen binnen de advocatuur. Inmiddels ligt er een voorstel bij het college van afgevaardigden (CvA). AR-lid Leonard Böhmer, die de kwaliteitstoets in zijn portefeuille heeft, denkt dat elke advocaat uiteindelijk inziet dat gestructureerde feedback met vakgenoten nuttig is. ‘Advocaten die al aan een vorm van feedback doen, zien in dat het welbestede tijd is.’

De AR heeft gekozen voor een ‘ingroeimodel’ met drie vormen. Bij de eerste twee vormen, peerreview en intervisie, worden respectievelijk een reviewer en een gespreksleider aangesteld die een cursus hebben gevolgd. De deelnemers krijgen bij deze twee vormen PE-punten toegekend. De derde optie, gestructureerd intercollegiaal overleg, is een lichtere vorm van feedback waar geen punten tegenover staan. Voor intervisie en gestructureerd intercollegiaal overleg stelt de AR een minimum van acht uur per jaar voor. Voor peerreview is één sessie per jaar voldoende.

In eerste instantie wilde de AR, om invulling te geven aan artikel 26 Advocatenwet, advocaten verplichten tot peerreview met inzage van dossiers. Dat voorstel stuitte begin dit jaar op verzet van het college van afgevaardigden, met name op het punt van vertrouwelijkheid. Daarnaast was er volgens Böhmer een natuurlijke weerstand, zoals dat ook voor andere beroepsgroepen geldt, om door je collega te worden beoordeeld.

De weerstand tegen verplichte peerreview bleek zo massief dat de AR daarmee niet verder kon. Böhmer: ‘Het college van afgevaardigden is een grote indicator van wat advocaten vinden en denken. Als we de verplichte peerreview hadden doorgezet, waren we ons doel, kwaliteitsverbetering, voorbijgelopen.’ Vandaar dat er nu niet één, maar drie mogelijkheden zijn om uit te kiezen.

Waarom eigenlijk drie? Böhmer: ‘Omdat de vertrekpunten voor gestructureerde feedback van verschillende advocaten te veel uit elkaar liggen. Iedereen is bezig met kwaliteitsverbetering maar ieder op een andere manier. Dat komt volgens ons ook door onbekendheid met het fenomeen. Ik denk dat als we advocaten een aantal jaren laten wennen aan een vorm van feedback, dat je de vertrekpunten en verschillen tussen advocaten kleiner maakt. Daarom hebben we de term ingroeimodel gebruikt. Tastenderwijs komen we naar een manier die echt leidt tot kwaliteitsverbetering. Ik ben er nog niet uit of er één methode is die voor alle 17.000 advocaten werkt. Dat gaan we ervaren met dit ingroeimodel.’

Advocaten reageren in het algemeen positief op het voorstel. Advocaat en CvA-lid Renée van der Zwan van De Clercq Advocaten noemt de keuze uit drie vormen een ‘mooi uitgangspunt’. ‘Wij doen al aan intervisie en intercollegiaal overleg. Dat daar nu toetsing bij komt, vind ik prima. Het is een meevaller dat je er punten voor krijgt.’ Eenpitter Suzanne Arakelyan vindt de kwaliteitstoets ‘een supergoed idee’. Om problemen voor te leggen, zaken door te kunnen verwijzen en vragen te stellen, heeft ze onlangs Stichting Jonge Ondernemende Advocaten opgericht. ‘Het ingroeimodel vult dit goed aan.’

Binnen het CvA zijn er nog wel kritische vragen over het voorstel. Met name de vraag of met de term ingroeimodel wordt bedoeld dat het uiteindelijk toch naar verplichte peerreview gaat, leeft bij verschillende fracties. Daarnaast roept de minimale acht uur per jaar voor intervisie en intercollegiaal overleg vragen op. ‘Waarom wordt er niet gekeken naar andere beroepsgroepen, zoals huisartsen waar vier uur verplicht is?,’ vraagt de fractie Gelderland zich af tijdens de vergadering van het CvA afgelopen juni. ‘Eén dag per jaar besteden aan kwaliteitsverbetering lijkt me te verdedigen. Dat is een half procent op jaarbasis,’ stelt Böhmer.

Verder zijn de kosten nog onduidelijk. Zeker is dat reviewers en gespreksleiders moeten betalen voor een cursus, maar hoeveel dit een individuele advocaat gaat kosten, is per kantoor verschillend en hangt af van het aantal advocaten dat deelneemt aan bijvoorbeeld een intervisiesessie of een intercollegiaal overleg. Böhmer: ‘Peerreview is duurder dan intervisie en intervisie is duurder dan gestructureerd intercollegiaal overleg. Opleiding is een investering. Aan de andere kant kun je een deel van die kosten weer inbrengen als kosten voor de opleiding en je krijgt er punten voor. Het gaat geld kosten, maar het is te overzien.’

Hoe zijn het toezicht en de handhaving geregeld? De wet zegt dat de controle op de kwaliteitstoets bij de AR ligt, maar de AR is geen toezichthouder. De AR is dan ook aan het onderzoeken of dat anders geregeld kan worden. ‘We kijken of het toezicht bij de lokale dekens kan komen te liggen,’ aldus Böhmer. ‘Het kan dan meegenomen worden in het reguliere toezicht.’ Over sancties maakt Böhmer zich niet druk. ‘Niemand is tegen kwaliteitsverbetering. De enige groep waar problemen kunnen komen, is de groep die geen zin heeft om de eerste stap te zetten. Dit zijn heel eigenwijze mensen, maar ook die gaan hopelijk inzien dat gestructureerde feedback van toegevoegde waarde is.’

FRANCISCA MEBIUS, Advocatenblad

Francisca Huijting-Mebius

Redacteur

Profile page
Advertentie