Advocatenkantoren moeten een klachtenregeling hebben. Maar niet voor iedereen. De wederpartij kun je beter verwijzen naar de deken.
De boze wederpartij, wie kent hem niet? Hij klopte aan bij het kantoor van mr. X met een klacht. Zijn ex had tegen hem geprocedeerd over haar rechten op zijn pensioen, en hij was veroordeeld tot betaling. Mr. J, kantoorgenoot van mr. X, had zijn ex bijgestaan, en hoe dat was gegaan beviel hem helemaal niet. Hij kreeg deurwaarderskosten om de oren en die moest het kantoor van zijn ex maar betalen.
Mr. X las het dossier en reageerde: mr. J heeft de zaak correct behandeld. U houdt zich niet aan het vonnis, dus die kosten zijn het gevolg van uw eigen nalaten. Als u het met het vonnis niet eens bent moet u zich wenden tot uw eigen advocaat. Ik acht uw klacht ongegrond. Het staat u vrij om contact op te nemen met de deken.
En dat deed de wederpartij. Hij klaagde niet alleen over mr. J, maar ook over mr. X. Ze had zijn klacht niet volgens de klachtenregeling behandeld. Dat was minachting van de klachtenregeling, en daarmee had mr. X het vertrouwen in de advocatuur geschaad.
Maar de raad van discipline in Den Haag is het niet met de boze wederpartij eens. Artikel 6.28 VODA is van toepassing op klachten van eigen cliënten, niet op die van de wederpartij. Sterker nog: mr. X had er beter aan gedaan als zij de wederpartij meteen naar de deken had verwezen, om iedere mogelijke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. En de raad wil ook nog wel even kwijt dat ze zich hadden gestoord aan de kwalificaties die klager had gebruikt en die niet in verhouding stonden tot de gepretendeerde tekortkomingen.
De klacht tegen mr. X is ongegrond, en ook de klacht tegen mr. J gaat onderuit. Maar voor onvermoeibaren is er altijd nog de mogelijkheid van appel.
Trudeke Sillevis Smitt