Je kunt je als advocaat een hoop veroorloven in de omgang met de wederpartij. Maar wat niet mag is: a. onnodig grieven, b. liegen, c. zonder redelijk doel de belangen van de wederpartij onnodig schaden. De klager mikte op a en b – en miste. Toen schoot de raad van discipline de bal zelf maar in doel c.
Mr. X trad op voor een cliënt die in de clinch lag met de gemeente. Er was gedoe over de aanleg van een recreatiepark en de gemeente had tegen het park moeten optreden, vond de cliënt van mr. X. Nadat hij de zaak in eerste instantie had gewonnen – de gemeente ging in appel – schreef mr. X een e-mail aan de gemeenteraadsleden. Daarin wierp hij de vraag op hoe had het kunnen gebeuren dat er in strijd met het bestemmingsplan negentig vakantiehuisjes uit de grond waren gestampt, en dat het college daar al die jaren niet tegen was opgetreden. Het gerucht ging dat het iets te maken had met het feit dat een van de wethouders indertijd ook bestuurder was bij de bank die het recreatiepark had gefinancierd, aldus mr. X. Het zou in het belang zijn van de betrouwbaarheid van de politiek als die schijn van belangenverstrengeling nu eens grondig zou worden uitgezocht, zodat met dat gerucht definitief kon worden afgerekend…
De e-mail kwam aan de orde in een openbare raadsvergadering waar pers aanwezig was, en belandde vervolgens op een website over de gemeente.
De wethouder klaagt: mr. X had hem onnodig gegriefd, en hij had bovendien gelogen. Want toen het uit de grond stampen begon, was hij al geen bestuurder meer van de bank, en bovendien was hij in die periode geen wethouder. En mr. X wist dat, of had het kunnen weten. Hij had op zijn minst moeten rectificeren toen hem was gebleken dat het niet klopte.
Aanvankelijk deed een plaatsvervangend voorzitter in Den Haag de zaak af als kennelijk ongegrond, maar de wethouder ging in verzet bij de voltallige raad. Die is het met de voorzitter eens dat de woorden van mr. X ‘sec’ niet onnodig grievend zijn, en ook niet echt gelogen. Maar toch vindt raad van discipline dat er iets niet in de haak is. De raad haalt artikel 46d lid 9 Advocatenwet van stal: de tuchtrechter mag de klacht ambtshalve aanvullen. Volgens de raad had mr. X kunnen weten dat zo’n e-mail aan de gemeenteraad openbaar zou kunnen worden. Met die publiciteit was geen redelijk doel gediend terwijl de wethouder er wel last van had gehad. Aldus aangevuld was de klacht wél gegrond. En daarom had mr. X ook op zijn minst moeten rectificeren toen bleek dat het gerucht niet klopte.
Het verzet is gegrond, mr. X is gewaarschuwd. En er is appel ingesteld.
Trudeke Sillevis Smitt