Vier Burundese advocaten werden geschrapt nadat ze meeschreven aan een VNrapport over martelpraktijken van de huidige Burundese president Pierre Nkurunziza. Hoofdaanklager Fatou Bensouda van het International Criminal Court startte vorig jaar ook al een onderzoek naar ernstige mensenrechtenschendingen rond de herverkiezing van de president. Burundi trok zich daarop terug uit het ICC. Maar het onderzoek loopt gewoon door, zegt advocaat Dieudonné Bashirahishize.

Door Tatiana Scheltema

Op 16 januari tweette Agnes Bangiricenge, volgens haar Twitteraccount ‘secretaris-generaal en woordvoerder van het Burundese Hooggerechtshof’ dat Dieudonné Bashirahishize, Vital Nshimirimana en Armel Niyongere waren geschrapt van het tableau. Een vierde advocaat, Lambert Nigarura, werd voor een jaar geschorst en mag vijf jaar lang geen functie uitoefenen in de orde van advocaten. De advocaten werden geschrapt vanwege hun ‘deelname aan een revolutionaire beweging’ en ‘poging tot het plegen van een staatsgreep’. Dat had het Burundese Gerechtshof beslist, al hebben de advocaten zelf nog geen uitspraak gezien.De problemen van de advocaten begonnen in 2014, toen president Pierre Nkurunziza zich voor de derde maal verkiesbaar wilde stellen als president, terwijl de grondwet slechts twee termijnen toestaat. ‘Als leden van de civil society probeerden we hem duidelijk te maken dat dat een onwenselijke terugkeer betekent naar de tijden van burgeroorlog in het verleden,’ vertelt advocaat Bashirahishize via Skype. Het Burundese parlement weigerde dan ook de grondwetswijziging door te voeren.

Maar Nkurunziza dreef zijn zin door en werd op 24 juli 2015 met 69 procent van de stemmen herkozen. In de rellen die daarop uitbraken, kwamen ruim duizend mensen om het leven. Naar schatting een half miljoen mensen sloeg op de vlucht voor het geweld.

Ook Bashirahishize ontvluchtte zijn land; hij verblijft sindsdien zelden lang op één plek uit angst voor de jeugdmilitie Imbonerakure die dissidenten ook buiten Burundi opspoort. ‘Ik had gehoord dat de geheime dienst opdracht had me te vermoorden. Toen ik daarover een klacht indiende bij de Nationale Mensenrechtencommissie verklaarde een medewerker van de dienst in het openbaar dat een dergelijke opdracht heel normaal was, omdat ik me verzette tegen het systeem.’

De situatie escaleerde na een zitting bij het Anti-Foltercomité van de Verenigde Naties (CAT), op 29 juli vorig jaar in Genève. Bashirahishize en zijn collega’s hadden meegeschreven aan een rapport over grove mensenrechtenschendingen door het Nkurunziza-regime en waren naar Genève gekomen als getuigen. De Burundese minister van Justitie was daar ook, maar weigerde op het rapport te reageren en ging per kerende vlucht terug naar huis.

Nog dezelfde dag diende de regering het verzoek tot schrapping in bij de Burundese orde van advocaten. De advocaten zouden ontrouw zijn geweest aan de advocateneed. ‘Eigenlijk zeiden ze: jullie advocaten moeten je mond houden als de wet wordt overtreden. Volgens hen schept de eed de verplichting tot trouw aan de president. Maar wij vinden dat we met de eed trouw hebben gezworen aan de grondwet, niet aan een individu.’

Aanvankelijk werden de advocaten beschermd door de deken van de Burundese orde van advocaten die weigerde de klacht in behandeling te nemen, aangezien er geen officiële strafrechtelijke verdenking was tegen de advocaten. Daartegen ging de regering in beroep bij het Gerechtshof, dat de klacht toewees zonder de advocaten zelf te horen.

In april vorig jaar opende aanklager Fatou Bensouda van het International Criminal Court een onderzoek naar de mensenrechtenschendingen tijdens de rellen rond de herverkiezing van Nkurunziza. Een halfjaar later kondigde de Burundese regering aan zich terug te trekken uit het ICC, dat het alleen maar op Afrikaanse leiders zou hebben gemunt. Volgens Bashirahishize hangt de poging van de regering om hem en zijn collega’s te schrappen hiermee samen. Hij kan nog tegen de uitspraak van het Gerechtshof in beroep, zegt hij. ‘Vanaf het moment van officiële publicatie hebben we dertig dagen om beroep aan te tekenen. Alleen wachten we nog op de officiële publicatie.’

Dit artikel verscheen in het februarinummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.

Advertentie