Het laten verlopen van de termijn voor het indienen van nadere gronden bij de rechtbank, wegens verblijf in het buitenland, is een advocaat duur komen te staan. De Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden heeft de advocaat geschrapt van het tableau.

Deze advocaat verbleef in het buitenland, waardoor hij de nadere gronden niet op tijd, binnen vier weken, kon indienen. Wel heeft hij de rechtbank om uitstel gevraagd. De rechtbank had hem van te voren laten weten dat uitstel slechts ‘in uitzonderlijke gevallen’ mogelijk is. Het verzoek om uitstel heeft de rechtbank vervolgens afgewezen. Zijn cliënt werd niet-ontvankelijk verklaard. Hierop diende deze een klacht in bij de deken Noord-Nederland.

De raad van discipline spreekt van een ‘beroepsfout’. ‘Een redelijk handelende en redelijk bekwame advocaat behoort de termijn voor het instellen van rechtsmiddelen te bewaken en tijdig de noodzakelijke processtukken in te dienen.’

Voor het argument van de advocaat dat hij veronderstelde dat een eerste verzoek om uitstel volgens ‘goed gebruik’  wordt gehonoreerd, is de raad niet gevoelig. ‘Een advocaat behoort, als bij uitstek deskundig op het gebied van het procesrecht, te weten dat in zaken als de onderhavige, in beginsel geen uitstel wordt toegestaan, waar nog bijkomt dat de rechtbank dat bij brief van 10 maart 2015 al had meegedeeld.’

De raad beoordeelt de klacht van de cliënt als gegrond. De advocaat heeft volgens de raad niet ‘de zorgvuldigheid betracht die een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Het laten verlopen van een termijn, is een ernstige fout met grote gevolgen, omdat klagers beroep niet inhoudelijk is behandeld door de rechtbank. Dit is in hoge mate onzorgvuldig, temeer nu daarvoor geen rechtens relevante reden voor was.’

Bovendien wijst de raad erop dat tegen de advocaat andere klachten zijn ingediend. ‘Het beeld dat uit al deze klachten oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten zijn maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheden in de wijze waarop hij zijn kantoor organiseert met betrekking tot de belangen van cliënten.’

De raad constateert dat de advocaat artikel 46 van de Advocatenwet stelselmatig heeft geschonden en schrapt hem van het tableau. De advocaat is veroordeeld tot het betalen van het griffierecht, de proceskosten aan de klager en aan de Nederlandse orde van advocaten.
Advertentie