De Turkse advocate Ayse Bingol is één van de advocaten in het slepende proces tegen 46 collega’s die van betrokkenheid bij terrorisme worden verdacht. Ze werkt nu vanuit het buitenland aan de zaak. Het is vrijwel onmogelijk om je beroep in Turkije nog fatsoenlijk uit te oefenen, zegt zij.

Door Tatiana Scheltema

Over zichzelf wil advocaat Ayse Bingol het liever niet hebben: ‘Er zijn advocaten die het veel moeilijker hebben dan ik.’ Haar kantoor in Istanboel heeft ze ook nog niet gesloten. Maar sinds een tijdje doet ze haar werk zo goed en zo kwaad als het gaat vanuit Londen. Zij en haar collega’s die mensenrechtenzaken doen in Turkije draaien overuren. De toekomst ziet er somber uit.

Bingol: ‘Sinds de mislukte coup van vorige zomer zien we een dramatische terugval in de houding van de staat ten aanzien van mensenrechten. Het is een algemener probleem dat niet alleen speelt in Turkije: elke serieuze politieke crisis brengt problemen rond mensenrechten met zich mee. Dus dat is lastig voor juridische beroepsgroepen, vooral voor advocaten die mensenrechtenzaken doen. Want de schendingen worden bijna altijd gepleegd door staatsorganen: veiligheidsdiensten, de politie, administratieve overheden en onze juridische instituties. Je procedeert dus vrijwel altijd tegen de staat en dat wordt gezien alsof je tegen de staat bent. Maar dat is natuurlijk niet zo! Elke advocaat heeft de plicht op te komen voor de rechten van zijn cliënt als die door de staat worden geschonden. Toch word je in Turkije voortdurend geïdentificeerd met je cliënt.’

Zelfs Metin Feyzioglu, de deken van de Turkse Unie van Advocatenordes, lijkt daarin mee te gaan: hij noemde advocaten die terrorismeverdachten bijstaan óók terroristen.
‘Dat is inderdaad een probleem. Wij hebben altijd gezegd dat de rechten van verdachten voor iederéén gelden, of je nou Koerdisch, nationalistisch religieus of wat dan ook bent. Maar de samenleving is totaal politiek gepolariseerd. Toen advocaten die PKK-zaken deden in 2011 onder vuur kwamen te liggen (in de zogeheten KCK-zaak, waarin vorige week weer een nieuwe zitting was, red.), kwamen de Turkse Unie van Advocatenordes en de Istanboelse Orde niet op voor het recht van deze advocaten op een vrije beroepsuitoefening. Wat het nog ingewikkelder maakt, is dat we er nu achter komen dat de KCK-zaken werden aangejaagd door Gülenisten.’

Waar loopt u in de praktijk tegenaan?
‘Onder de noodtoestand zijn ongeveer twintig decreten door het parlement aangenomen van wie wordt beweerd dat ze rechtskracht hebben. Maar je kunt ook zeggen dat de voorwaarden voor een noodtoestand er op dit moment niet zijn. Daarnaast stroken de decreten niet met de Grondwet en zijn ze niet getoetst door het Constitutionele Hof, want dat heeft zichzelf daartoe niet bevoegd verklaard. Voor advocaten is dat een gigantisch probleem omdat de rechtmatigheid van die decreten dus niet meer binnen het Turkse rechtssysteem kan worden aangevochten.

Bijvoorbeeld: de minister van Binnenlandse Zaken heeft de paspoorten van duizenden terrorismeverdachten ingetrokken op grond van zo’n decreet. Tegen die administratieve maatregel zou je in beroep moeten kunnen gaan. Maar de administratieve rechtbanken zeggen: het decreet heeft rechtskracht dus wij kunnen dat niet toetsen. Ander voorbeeld: de ruim honderdduizend ambtenaren die zijn geschorst of ontslagen, staan op een lijst die aan een decreet is toegevoegd. Daardoor is het ontslag geen administratieve handeling, maar een wet. Je zult in Turkije geen rechter meer vinden die daar tegenin gaat. En vrijwel elke beslissing over zo’n decreet is op precies dezelfde manier verwoord.’

Wat is het effect van de voortdurende noodtoestand op de Turkse samenleving?
‘De polarisatie wordt steeds erger. De regering zet bevolkingsgroepen tegen elkaar op, en het Turkse volk tegen andere volkeren – onlangs nog de Duitsers en de Nederlanders. Ik denk dat mensen in Turkije zich nauwelijks realiseren hoe ernstig de situatie is. Ik voorzie dat het voortdurend schenden van de rechten van verdachten zal terugslaan op de regering. Ik heb een cliënt, een collega-mensenrechtenadvocaat, die werd gearresteerd omdat hij in een Gülenkrant had gepubliceerd. In mijn pleidooi voerde ik aan dat de coup een misdaad was tegen ons allemaal, dat er een degelijk onderzoek naar de plegers moet komen, maar dat hun rechten wel moeten worden gerespecteerd.

Gebeurt dat niet, dan zullen de échte coupplegers misschien wel nooit worden veroordeeld. Misschien brengen de coupgerelateerde zaken het tot het Europese Hof. Als dat vervolgens constateert dat de rechten van verdachten zijn geschonden, zal de waarheid over de coup misschien wel nooit boven tafel komen.’

Dit artikel is verschenen in het maartnummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.

Advertentie