Advocaten zijn volgens deskundigen terughoudend in het maken van resultaatsafhankelijke vergoedingsafspraken (no cure, no pay) vanwege de grote financiële risico’s die kantoren kunnen lopen. Dat meldt Het Financieele Dagblad.

De conclusie volgt uit een experiment met uitzonderingen op het verbod van no cure, no pay bij letselschadezaken. Het onderzoek startte in 2014 en duurt vijf jaar. De achterliggende gedachte is het vergroten van de toegang tot een advocaat voor mensen met een middeninkomen. Zij vallen nu vaak tussen wal en schip, omdat ze niet in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand, maar te weinig verdienen om de advocaatkosten zelf te kunnen betalen.

Uit een rondgang van het FD langs de elf orden van advocaten blijkt dat advocaten in ruim drie jaar maar in 64 zaken afspraken hebben gemaakt met cliënten dat zij een hoger uurtarief mochten declareren bij een overwinning. Bij verlies kreeg de advocaat niets. Dat aantal is slechts een fractie van het totaal; alleen in het verkeer zijn er jaarlijks al 65.000 letselzaken.

‘In deze complexe procedures zijn de winstkansen moeilijk in te schatten. Niet gek dat er onder advocaten wat koudwatervrees bestaat om op basis van no cure, no pay te werken,’ zegt Peter Langstraat, lid van de kwaliteitscommissie van de Vereniging van Letselschade Advocaten. ‘Een kantoor moet zo’n verlies wel kunnen dragen.’ Toch wil hij de proef niet als mislukt beschouwen. ‘We moeten deze mogelijkheid blijven bieden, ook al maken slechts enkelen er gebruik van.’

Ook de Commissie Gedragsregels buigt zich over no cure, no pay en of de gedragsregels daaromtrent moeten worden aangepast. Eind dit jaar volgen de aanbevelingen van de commissie.

Advertentie