Advocaat en hoogleraar Verdediging in strafzaken Dian Brouwer ziet ruimte in het toelaten van paralegals tijdens de verhoorbijstand. Maar dan moeten zij, net als advocaten onder wier verantwoordelijkheid die paralegals naar het politiebureau worden gestuurd, beter worden opgeleid één geaccrediteerd. Brouwer bepleit een aparte piketbalie, naast de al bestaande cassatiebalie.
Door Michel Knapen
Jarenlang hebben strafrechtadvocaten ervoor gestreden: een raadsman die een verdachte al bijstaat voordat het politieverhoor begint. Als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 2008 het Salduz-arrest wijst, lijkt dat dan toch echt te gaan gebeuren. Maar strafrechtadvocaten komen van een koude kermis thuis als blijkt dat de Nederlandse wetgever geen extra geld uittrekt voor deze rechtsbijstand.
Willen advocaten consultatie- of verhoorbijstand bieden, dan mogen ze dat lekker zelf betalen. Een vergoeding van meer dan 150 euro zit er niet in, ongeacht of een gesprek met een verdachte een uurtje duurt of een hele dag. Of dat een piketadvocaat drie dagen in zijn agenda moet blokkeren voor een piketdienst en vervolgens niet wordt opgeroepen.
Dat gegeven is het uitgangspunt van de oratie van Dian Brouwer, strafrechtadvocaat bij het Haagse kantoor Solitt en één dag in de week hoogleraar Verdediging in strafzaken aan de Universiteit Maastricht. Zijn oratie, getiteld ‘Verhoorbijstand 2.0 ‘, sprak hij uit op 17 februari.
‘Er is een financieel probleem, dat de staat niet wil dichten, ‘ zegt Brouwer. ‘Dat wordt afgewenteld op de strafrechtkantoren, die daardoor tegen organisatorische problemen aanlopen. Wie piketdiensten draait, móét komen opdagen als een verdachte daar om vraagt, maar dat moet je op kantoor wel weten te organiseren. We zien dat advocaten daarom stoppen met piketdiensten. En dat leidt weer tot rechtsbijstandproblemen voor verdachten. ‘
Dat erkende de commissie-Wolfsen vorig jaar ook, en toverde de paralegal uit de hoge hoed. Als het Juridisch Loket wordt ondergebracht bij de Raad voor Rechtsbijstand, dan kunnen die juristen de verhoorbijstand best wel doen, zeker bij de lichte vergrijpen. Of er wordt een arrangement gesloten met rechtsbijstandverzekeraars, en hún juristen doen wel de consultatie- of verhoorbijstand. Brouwer: ‘Juristen met een meestertitel, hbo-juristen, desnoods neerlandici met een stoomcursus strafvordering achter de rug kunnen dan als paralegal worden ingezet. En hoewel oud-minister Van der Steur daar niets in zag, hangt die optie nog steeds boven de markt.’
Brouwer vraagt zich af of een paralegal wel de raadsman is die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens eist, en – wanneer verdachten een niet-advocaat krijgen – of het recht op een eerlijk proces dan niet is geschonden. ‘Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verbiedt de paralegal niet, maar zal er wel uiterst kritisch op zijn,’ concludeert Brouwer na het bestuderen van de jurisprudentie.
Dat komt door de bijzondere positie van de staat. Die is verantwoordelijk voor het opsporen maar bepaalt – bij de inzet van paralegals van de Raad voor Rechtsbijstand – ook de kwaliteit van de verdediging, dus van de verhoorbijstand. Een belangenconflict, noemt Brouwer dat. ‘De bewijslast dat een verhoorbijstand goed is verlopen, ligt daarom bij de staat. Slaagt de staat daar niet in, dan kan schending van het EVRM worden aangenomen. Er is dus wel ruimte om paralegals bij verhoorbijstand in te zetten, maar die ruimte wordt geheel op risico van de staat betreden.’
Dat risico is niet ondenkbeeldig, zegt Brouwer. ‘Stel, die paralegal is een prutser. De advocaat die de verdachte ter zitting bijstaat, zal zeggen dat er tijdens verhoor onvoldoende rechtsbijstand is verleend. Als de verdachte een bekentenis heeft afgelegd, dan is die al snel niet bruikbaar. Meer bewijsuitsluiting leidt vaker tot vrijspraak. Elke advocaat gaat – en moet – dus verweer voeren tegen de inzet van een paralegal, want misschien zit er muziek in.’ Omdat de staat de verantwoordelijkheid draagt voor de paralegal, ligt schending van het EVRM al rap op de loer. Had een onafhankelijke advocaat de verhoorbijstand gedaan, dan kan de staat daarvoor niet verantwoordelijk worden gehouden, dus is van zo ’n schending geen sprake, vindt Brouwer.
‘Alleen door advocaten’
Thomas Felix (De Roos & Pen, Amsterdam en voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten): ‘Ik zie niets in rechtsbijstandverlening van paralegals in de piketfase. Brouwer heeft gelijk dat de piketfase tot de meest cruciale fasen van het Nederlandse strafproces behoort. Beslissingen die je dan neemt, werpen hun schaduw ver vooruit. Het advies tijdens de piketfase kan het verschil maken tussen vrijspraak en een (lange) gevangenisstraf. Als de paralegals het onder de verantwoordelijkheid van de advocaat overnemen, dan komt de advocaat op afstand te staan. Onbegrijpelijk dat Brouwer dat in deze fase wil.
Wat de piketbalie betreft: er staan inderdaad nog (te) veel mensen op de piketlijst die strafrecht ‘erbij doen’. De kwaliteitseisen mogen daarom best omhoog. Dat kan door een aparte piketbalie, maar je kunt ook de eisen voor inschrijving op de piketlijst aanscherpen. Cruciaal blijft dan natuurlijk dat advocaten de rechtsbijstand zelf leveren en dit niet aan een paralegal overlaten.’
In Nederland zitten we nu met een situatie dat advocaten om financiële redenen weinig zin hebben in consultatie- en verhoorbijstand, en dat de inzet van paralegals tot grote risico’s leidt. Daarom bekeek Brouwer een derde optie, die in het Verenigd Koninkrijk wordt gebruikt. Daar werken ze met accredited representatives, paralegals die in naam van en in opdracht van advocaten de verhoorbijstand doen. In dit model stuurt een advocaat een paralegal naar de verhoorbijstand. Blijkt die een prutser, dan is de advocaat verantwoordelijk – niet de staat zoals in het model van Wolfsen – en wordt het een zaak van de deken of tuchtrechter.
Zo’n model zou ook in Nederland kunnen functioneren, denkt Brouwer. Hij denkt dat het een opening zou kunnen bieden voor organisatorische problemen bij strafrechtkantoren en voor de beschikbaarheid van rechtsbijstand voor aangehouden verdachten.
Direct invoeren? Brouwer wijst erop dat dit systeem alleen kan werken als paralegals goed worden opgeleid, én als ze worden geaccrediteerd. Maar ook advocaten die paralegals inzetten, moeten extra worden opgeleid. ‘Het kan niet zo zijn dat huurrecht- of bestuursrechtadvocaten paralegals gaan inzetten voor rechtsbijstand in het strafrecht. Deze advocaten moeten ook worden geaccrediteerd. Er zou wat mij betreft – naast de cassatiebalie – ook een aparte piketbalie moeten komen. Voor cassaties moeten advocaten binnenkort geaccrediteerd zijn, maar voor de piketdienst geldt dat niet, terwijl goede verhoorbijstand in het gros van de zaken veel belangrijker is voor de uitkomst dan een beslissing van de Hoge Raad. Wel een aparte balie aan het eind van de strafrechtketen, maar niet aan het begin. Dat zou anders kunnen.’
‘Geen paralegal bij Salduz-consult’
Mariska Pekkeriet (Vlug Huisman Maarsingh Strafpleiters, Deventer): ‘Ik maak een onderscheid tussen het Salduz-consult en de verhoorbijstandsfase. Ik vind een paralegal niet gewenst bij het Salduz-consult. In het eerste gesprek met een verdachte is het van belang dat de advocaat zelf de zaak beoordeelt en advies geeft over de te nemen stappen. Hierbij hoort ook het bespreken en het bepalen van de proceshouding van de verdachte. Als Brouwers plan enkel ziet op de verhoorbijstand dan zou ik mij in ‘bulkzaken’ zeker kunnen vinden in het inschakelen van een paralegal. Bij specialistische en complexe zaken zou men de inzet van een paralegal tijdens het verhoor niet moeten willen. Het bijwonen van verhoren in dergelijke zaken vergt meer juridische kennis en ervaring. De vraag is of de paralegal daar voldoende over beschikt.’
Dit artikel is verschenen in het maartnummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.