Politieonderzoek naar smartphones van verdachten mag alleen worden uitgevoerd als dit niet verder gaat dan een beperkte inbreuk op de privacy. Dat heeft de Hoge Raad dinsdag geoordeeld.

De betreffende zaak stamt uit maart 2014 en gaat over cocaïnesmokkel via Schiphol. Op de smartphone van de verdachte werd na politieonderzoek belastend bewijs gevonden, waarna hij door de rechtbank werd veroordeeld. Het hof in Amsterdam liet deze veroordeling in het hoger beroep van 2015 in stand en achtte bewezen dat de verdachte schuldig is aan het smokkelen van cocaïne. Volgens de advocaat van de verdachte, Gerard Spong, was het onderzoeken van de smartphone van de verdachte echter onrechtmatig wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het onderzoeken van de smartphone.

De Hoge Raad stelde Spong dinsdag in het gelijk en verwees de zaak terug naar het hof. Die moet nu oordelen of er met het onderzoek van de smartphone sprake is van een te vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Overigens stelt de Hoge Raad dat de terugverwijzing niet hoeft te betekenen dat het resultaat van het bewuste onderzoek moet worden uitgesloten van bewijs.

Het ministerie van Veiligheid en Justitie werkt momenteel aan wetgeving die duidelijkheid moet geven over de bevoegdheden van de politie bij dergelijke onderzoeken.

Advertentie