Een advocaat is door de Raad van Discipline te Amsterdam geschorst, omdat ze geen stageverklaring kon overhandigen.
De advocaat werd beëdigd in november 2012 en behaalde in juni 2014 het certificaat van de beroepsopleiding. Haar voorwaardelijke inschrijving op het tableau werd daarmee onvoorwaardelijk.
De advocaat stond tijdens haar stageperiode onder begeleiding van drie verschillende patronen: eerst A., toen B., daarna C. en toen weer A. In november 2015 liet A. weten aan de advocaat dat zij de begeleiding beëindigde vanwege een verslechterde verstandhouding. Zo kreeg A. onder andere geen inzage in dossiers en volgde de advocaat haar aanwijzingen niet op.
De raad van de orde besloot daarop om de stage van verweerster te verlengen omdat deze meerdere perioden onderbroken was geweest door de vele patronaatswisselingen. Ook was de vraag of de advocaat wel over voldoende praktijkervaring beschikte om de stageverklaring te verkrijgen.
In april vroeg de advocaat de raad om een stageverklaring. De raad probeerde op verschillende manieren de advocaat aan een inhoudelijke toets te onderwerpen om haar praktijkervaring te toetsen, maar daar weigerde zij aan mee te werken. De stageverklaring werd daarop door de raad van de orde geweigerd.
Uiteindelijk is de Raad van Discipline, net als de Amsterdamse deken, van oordeel dat de advocaat haar praktijk onbevoegd uitoefent nu vast staat dat zij niet over een stageverklaring beschikt, terwijl zij wel onvoorwaardelijk op het tableau staat ingeschreven.
De uitspraak vond plaats via een kop-staart vonnis in verband met de spoedeisendheid van de zaak. Op de vraag van de deken om de advocaat van het tableau te schrappen, zal op 1 mei aanstaande worden beslist.