Wanneer mag een advocaat in een tuchtrechtelijke procedure zwijgen? Die vraag was cruciaal in de tuchtzaak tegen Marcel Heuvelmans, die door het OM wordt verdacht van getuigenbeïnvloeding.

Wat te denken van een advocaat van een verdachte in een grote drugszaak die in een Franse gevangenis een getuige gaat bezoeken, hem vraagt geen verklaringen meer af te leggen, die getuige geld toezegt en betaalt, om hem vervolgens in Duitsland nog eens te bezoeken? Je reinste getuigenbeïnvloeding, dacht het OM, en stapte naar de tuchtrechter.

Wat te denken van een openbaar aanklager die een advocaat voor de tuchtrechter daagt en zegt dat hij moet verklaren over een strafzaak waarin hij de verdachte bijstaat? Je reinste fishing expedition, dacht de advocaat, en hield zijn mond.

Bij de raad van discipline ‘s-Hertogenbosch ving het OM bot: Heuvelmans mocht zwijgen om de belangen van zijn cliënt te beschermen én om zijn eigen ruiten in een eventuele strafzaak wegens getuigenbeïnvloeding niet in te gooien.

In 2016 kwam het Hof van Discipline met een tussenuitspraak die de spanning er weer inbracht. Want bij de tuchtrechter zwijgen omdat je zelf misschien in strafrechtelijke problemen komt, dat mag een advocaat niet. Of het OM de informatie uit de tuchtzaak ook tegen de advocaat mag gebruiken in de strafzaak is vers twee. Dat moet de strafrechter bepalen, aan de hand van artikel 6 EVRM (eerlijk proces).

De advocaat heeft wel een verschoningsrecht om zijn cliënt te beschermen, maar dat geldt alleen voor informatie die de cliënt in het kader van de juridische dienstverlening aan zijn raadsman heeft toevertrouwd. Daarom had moeten worden onderzocht of Heuvelmans’ contact met de getuige viel binnen de normale uitoefening van de rechtsbijstand aan zijn cliënt. Het hof stuurde de Rotterdamse deken op pad met een vragenlijstje om bij Heuvelmans te achterhalen waarom hij van die gekke dingen had gedaan. Tegenover de deken mocht Heuvelmans niet zwijgen – de deken heeft zelf ook een geheimhoudingsplicht.

Nu is er dus een einduitspraak. Volgens deken Rob Meijer had hij Heuvelmans indringend bevraagd en had die een redelijke verklaring gegeven voor zijn gedrag. Dat Heuvelmans had geprobeerd de getuige te beïnvloeden, had de deken niet kunnen vaststellen. Heuvelmans had ‘inhoudelijk, concreet, helder en openhartig’ geantwoord en voor zover de deken kon nagaan ook naar waarheid. Dat Heuvelmans een bedrag van 450 euro aan de getuige had overgemaakt, was in de ogen van de deken ‘onjuist’, maar alles overwegende meende hij dat Heuvelmans had gehandeld in het kader van de rechtsbijstand aan zijn cliënt. Heuvelmans had zich volgens de deken dan ook terecht op het verschoningsrecht beroepen. Daarvan uitgaande, zegt het Hof van Discipline, kan niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat Heuvelmans de getuige had beïnvloed – dus was de klacht ongegrond.

Advertentie