Zowel de raden van discipline als de lokale dekens hebben hun jaarverslag over 2016 gepubliceerd. De balans: zowel het aantal klachten als het aantal tuchtzaken tegen advocaten daalt.
Door Kees Pijnappels
Als graadmeter voor kwaliteit zegt het aantal klachten dat wordt ingediend tegen advocaten niet heel veel. Immers, een ingediende klacht is niet per se een gegronde klacht. Integendeel, kun je bijna zeggen. Emilie van Empel, tot 1 april voorzitter van het landelijk dekenberaad, ziet de clientèle steeds assertiever worden. ‘Het lijkt een maatschappelijke trend. Jan en alleman schijnt te denken dat je kunt klagen over van alles en nog wat.’
Het aantal dekenbezwaren geeft wellicht een betere indicatie. Immers, een lokale deken dient niet zomaar een klacht in tegen een advocaat. Ook in die categorie is echter een dalende trend zichtbaar. Twee jaar geleden maakten de dekenbezwaren 6 procent uit van het totaal aantal klachten. Vorig jaar was dat maar 3 procent.
Ook een bijzondere ontwikkeling: het raakt stilaan in de mode om niet over de eigen advocaat te klagen, maar over de advocaat van de tegenpartij. Waar in 2015 een kwart van de klagers zich openlijk ontevreden toonde over de raadsman of vrouw van de wederpartij, steeg dat percentage tot bijna een derde in 2016. Hoe dat komt, is niet helemaal duidelijk.
Meestal ligt teleurstelling van cliënten over de uitkomst van een zaak en verkeerde verwachtingen ten grondslag aan een klacht. Per saldo kwamen er vorig jaar 2.293 klachten binnen, 39 minder dan een jaar eerder.
Bij de raden van discipline is een veel sterkere daling zichtbaar. In 2016 kwamen er net geen duizend tuchtzaken binnen. Om precies te zijn: 998. Dat was 7 procent minder dan een jaar eerder. De daling vlakt wel af, constateren de raden. Tussen 2014 en 2015 nam het aantal tuchtzaken met 16 procent af.
Op grond van deze cijfers lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het de goede kant op gaat met de kwaliteit van de Nederlandse advocatuur. Er zijn geen signalen die er op wijzen dat ‘de pakkans’ kleiner is geworden of toezichthouders milder zijn geworden. Rest de andere voor de hand liggende verklaring: de beroepsgroep gaat zorgvuldiger te werk. Misschien is dat het gevolg van de toenemende aandacht binnen de advocatuur voor het belang van kwaliteitsverbetering. Misschien ook gaat er een afschrikwekkende werking uit van de maatregelen die de raden van discipline opleggen.
In 2016 schrapten de raden twaalf advocaten van het tableau, werden er twintig onvoorwaardelijk en 21 voorwaardelijke geschorst. Feitelijk werd veertien keer tot een schrapping besloten, maar enkele advocaten kregen meerdere malen een beroepsverbod opgelegd.
In 2015 legden de raden acht keer een schrapping op, 33 keer een onvoorwaardelijke en dertig keer een voorwaardelijke schorsing. Conclusie: verhoudingsgewijs zit er weinig beweging in het aantal schorsingen en schrappingen. De winst zit simpelweg in de absolute daling van het aantal tuchtzaken.
Overigens betreft het grootste deel van de opgelegde maatregelen een waarschuwing of een berisping. Zowel in 2016 als in 2015 betrof dat bijna een kwart van het aantal zaken. Al met al kreeg circa 2 procent van het totaal aantal Nederlandse advocaten – het waren er 17.343 – te maken met een tuchtmaatregel.
Het overgrote deel van de tuchtzaken leidt tot niets. In beide jaren verklaarden de raden twee derde deel van het totaal aantal klachten niet-ontvankelijk of ongegrond.
Dit artikel is verschenen in het aprilnummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.