De Brexit is eind vorige maand officieel van start gegaan. Niemand weet nog hoe de complexe ontvlechting van het UK gaat uitpakken. Er is wel volop werk, leert een rondgang langs Brexit-teams.
Door Juriaan Mensch
Vooral financiële instellingen uit de Londense City wenden zich tot advocatenkantoren. Die zoeken naar zekerheid en alternatieve toegangswegen tot de Europese markt als ze straks hun paspoortrechten kwijt zijn.
‘Inmiddels is er een grote stroom van Brexit-gerelateerd werk,’ zeggen Jeroen van Hezewijk en Dirk-Jan Smit van Freshfields. ‘Banken en verzekeraars kunnen het zich niet veroorloven om te wachten, want het verplaatsen van activiteiten is voor hen moeilijker vanwege de regulatoire aspecten. Die kunnen zomaar een jaar of langer duren. Regels die niet lekker uitpakken, daar kun je vaak omheen structureren. Maar nu, met deze langdurige onzekerheid weet je niet hoe het uitpakt. Wachten tot er een nieuw pakket uit de onderhandelingen ligt, is voor hen geen optie.’
Andere kantoren zeggen ook allemaal bezig te zijn om instellingen te helpen met verhuizing van werk, het opzetten van een vestiging, of het inventariseren van de impact van herstructureringen. Een kantoor meldt het verlenen van een vergunning aan een market maker die liquiditeit verschaft en transacties mogelijk maakt. Settlement en clearing, de financiële afhandeling van effectentransacties, zou best weleens naar Nederland kunnen komen, denkt een ander. De corporate klanten maken zich zorgen om de handelsverdragen, mogelijke wachttijden aan de komende nieuwe grens. Handelsstromen, distributieketens en productlijnen worden daarom uitgeplozen, wat soms maanden aan werk is. En er komen nieuwe klanten bij: bedrijven van buiten de EU die Engeland als vanzelfsprekende vestigingsplek zagen, die kijken nu naar Nederland.
De komende maanden wordt duidelijk hoe de verdeling van werk en nieuwe vestigingen van vermogensbeheerders, market makers, private equity en investment banking over Europese steden als Parijs, Dublin, Frankfurt, Luxemburg zal uitpakken.
Stedenconcurrentie
Amsterdam presenteert zich ook als alternatieve vestigingsplek. Allen & Overy en Clifford Chance werken daar actief aan mee. Clifford Chance is lid van het Brexit Forum van de Nederlands-Britse Kamer van Koophandel. Allen & Overy deelt informatie die het hoort in het veld met het Brexit-team van de gemeente Amsterdam en overlegt informeel met Den Haag.
Senior counsel Marian Scheele van Clifford Chance over factoren die meewegen bij de keuze voor een stad: ‘Veel hangt af van wat de toezichthouders in de verschillende landen zullen zeggen over de substance; wat moet je neerzetten om een vergunning te krijgen? Hoeveel mensen, en welke functie moeten die in de organisatie hebben? Gelukkig is de perceptie van buitenlandse partijen op onze toezichthouders positief. De toezichthouders en de Nederlandse overheid zijn zeer bereid om mee te denken.’
Het anekdotisch bewijs dat vanuit de kantoren komt, doet vermoeden dat Nederland het in het spel om het binnenhalen van Brexit-gerelateerd werk goed doet. Desondanks verwacht niemand een exodus van City-personeel naar de Zuidas. Geen enkele Europese stad is volledig geëquipeerd om al het verplaatste werk en grote aantallen mensen op te kunnen nemen. Regulatoire of financiële infrastructuren zijn soms niet aanwezig, maar ook ontbreekt het aan praktische zaken als plek op scholen. De focus bij keuze voor verplaatsen van werk is daarnaast sterk sector-gerelateerd, en wordt mede bepaald door waar bedrijven en instellingen al een vestiging hebben.
The City
Stephen Denyer van the Law Society of England & Wales is in zijn rol als Director of Strategic Relations ook druk bezig met Brexit, maar dan om werk en mensen voor de City te behouden. ‘De schok was voor mij groot, zowel professioneel als persoonlijk,’ zegt Denyer. ‘Ook in mijn omgeving. Maar de schok veranderde op typisch Britse wijze al tamelijk snel in een houding van keep calm and carry on.’
‘De stemming is van pessimisme omgeslagen naar zelfvertrouwen,’ volgens Denyer. ‘Dat blijkt uit de gesprekken die ik voer met vele advocaten, de bedrijven en financiële instellingen zelf.’ (Een kwart van de Britse solicitors werkt inhouse, red.) ‘Want het Engelse recht en onze jurisdictie zijn speciaal. Men vertrouwt daarop voor cross-border handel, financiële deals en geschillen. Dat is niet fundamenteel beïnvloed door het Europees recht, en wordt niet weggevaagd door Brexit. Als je kijkt naar het totale financiële volume, en het aantal mensen wat nu verplaatst, dan valt het erg mee.’
Ook Denyer ziet de inspanningen van de diverse Europese jurisdicties: ‘Het zijn met name de Zwitsers die hun positie nu maximaliseren en de kracht van het EFTA handelsverdrag etaleren. Nederland komt in de gesprekken vooral naar voren als het gaat om geschillenbeslechting met het Engelssprekende Netherlands Commercial Court.’
Denyer is dus positief over de positie van de City en het VK. Algemeen wordt verwacht dat de City zijn belangrijke positie behoudt, maar Loyens & Loeff merkt wel degelijk iets van de verzwakking van de concurrentiepositie van de Britten. Er wordt vaker voor continentaal Europa gekozen zeggen ze, iets wat ook Allen & Overy waarneemt.
Loyens & Loeff-partner Martijn Schoonewille, die zijn banking & finance praktijk deels in Londen opbouwde: ‘We zien beweging nu er echt een deadline is. Partijen die voorheen contracteren onder Engels recht, staan er nu voor open om dat onder Europees recht te doen.’ Schoonewille voorziet verder dat naast het werk rondom financiële compliance van allerlei financiële instellingen, ook het arbeidsrechtelijk, vastgoed- en huurgerelateerd werk toeneemt. ‘Beheerders van beleggingsinstellingen komen nu met veel van dat soort vragen.’
De in Londen gevestigde De Brauw-partner Niek Biegman ziet kansen voor Nederland, maar is terughoudend: ‘Het is koffiedik kijken. In de EU heb je vrij verkeer van vonnissen. Als het VK eruit stapt zonder vergelijkbaar verdrag, dan wordt de erkenning van vonnissen in Europa en omgekeerd wat moelijker. Dat kan betekenen dat Engels recht minder aantrekkelijk wordt. Ook op het gebied van insolventies: als er geen vergelijkbaar verdrag komt voor erkenning van internationale insolventieprocedures kan de UK minder vooraanstaand worden als centrum voor herstructureringen.’
Ook Biegman noemt het NCC, het Netherlands Commercial Court, als mogelijke troef. ‘Het NCC richt zich op internationale handelsgeschillen, de voertaal is Engels. Nederland kan aantrekkelijker als behandelplaats worden.’
Een groot minpunt van het Nederlandse vestigingsklimaat is volgens de kantoren de bonuscap. De regel is de strengste van Europa en stelt dat een bonus niet meer dan twintig procent van het vaste salaris mag bedragen. ‘Dat is een showstopper,’ aldus Gerard Kastelein van Allen & Overy. Hij ziet de bonuscap graag verdwijnen en hoopt op een snelle wetswijziging. ‘Want we komen in de tweede ronde soms niet meer op de lijstjes voor als vestigingsplek. Volgens een publicatie van De Nederlandsche Bank zou de bonuscap niet van wezenlijke invloed zijn geweest op de besluitvorming rondom verhuizen van bancaire activiteiten naar Nederland. Maar de realiteit die wij zien, is dat de bonuscap voor veel instellingen een dealbreaker is.’
Deal or no deal
De deadline voor Brexit is 29 maart 2019. In twee jaar een nieuw verdrag uitonderhandelen lijkt onrealistisch. CETA, het akkoord tussen de EU en Canada, kostte meer dan zeven jaar onderhandelen en is minder complex. Lukt het wel, dan moeten de onafhankelijke 27 EU-lidstaten het nieuwe verdrag nog apart ratificeren, wat ook jaren duurt. Lukt het niet, dan valt men terug op een lappendeken aan vrijhandelsverdragen of de regels van de Wereldhandelsorganisatie. Een overgangsperiode waarin EU-recht blijft gelden, ligt daarom voor de hand. Maar als EU-regelgeving van kracht blijft, op vrij verkeer van personen bijvoorbeeld, dan blijft het Europees Hof van Justitie bevoegd. Dan moet het VK ook contributie blijven betalen, wat politiek weer gevoelig ligt.
Dit artikel is verschenen in het aprilnummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.