De Nederlandse advocaat is direct ten opzichte van zijn Europese collega’s, Nederland is een echt schikkingsland en onze wetgeving is overzichtelijk. Met een ‘interesting’ voorstel bedoelen Engelsen dat ze er bedenkingen bij hebben. Advocaten in Frankrijk staan steviger in hun schoenen door de uitgebreide rol van de orde. Van toezicht op de advocatuur merk je in Spanje weinig en Belgische advocaten werken altijd zelfstandig. Advocaten die over de grens werken, vertellen over hun ervaringen.
Door Francisca Mebius
‘Engelsen zeggen alles met een omweg, het tegenovergestelde van de directheid van Nederlanders.’ Dat is waar Peter Declercq (45), solicitor bij Morrison & Foerster LLP in Londen, het meest aan moest wennen toen hij in Londen aan de slag ging. ‘Wanneer Engelsen iets negatiefs vertellen, zeggen ze het toch positief. Een ‘interesting’ voorstel bijvoorbeeld. Dit betekent dat men enorme bedenkingen bij het voorstel heeft.’
Ander groot verschil is volgens Declercq dat in Nederland nagenoeg alles primair gebaseerd is op wetgeving, terwijl in het Verenigd Koninkrijk de nadruk ligt op case law. ‘Dit verschil kan worden verklaard door de verschillende rechtstradities waarop de rechtssystemen van Nederland en het Verenigd Koninkrijk zijn gebaseerd. Het civil law is de basis voor het Nederlandse rechtssysteem, terwijl common law de basis voor het Britse rechtssysteem vormt. Ook het contractenrecht is in het Verenigd Koninkrijk totaal anders. In Nederland is de precontractuele fase met de redelijkheid en billijkheid belangrijk. Hier is, met slechts zeer beperkte uitzonderingen, een contract een contract. Wat je hebt opgeschreven, is wat je hebt afgesproken.’
Declercq studeerde in 1994 af in civiel recht en internationaal recht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Na vijf jaar in Nederland te hebben gewerkt bij De Brauw Blackstone Westbroek vertrok hij in 2000 naar Londen waar hij zich verder specialiseerde in het internationale financiële en insolventierecht. Sindsdien staat hij zowel ingeschreven op het Nederlandse tableau als op het tableau in Londen. Hij adviseert nagenoeg uitsluitend over Engels recht en relevant Europees/internationaal recht.
Omdat Declercq al relevante ervaring had als EU-advocaat werd hij zonder examens toegelaten tot het tableau in Londen. Tegenwoordig zijn in de meeste gevallen examens wel noodzakelijk om als buitenlandse advocaat toegelaten te worden tot het tableau. Het opleidingssysteem is in het Verenigd Koninkrijk volgens Declercq überhaupt heel anders. ‘Hier is een studie rechten niet noodzakelijk om advocaat te worden. Iedereen die een diploma heeft, op welk gebied dan ook, kan door het volgen van de GDL (post Graduate Diploma in Law) van een jaar gevolgd door de LPC (Legal Practice Course) van nog een jaar een trainee-solicitor’s contract verkrijgen. Heb je wel rechten gestudeerd, dan is alleen de LPC noodzakelijk om als trainee-solicitor te beginnen. De GDL en LPC zijn fulltime opleidingen waarna je voor twee jaar als trainee-solicitor aan de slag gaat bij een advocatenkantoor, een soort advocaat-stage dus. Pas na die twee jaar ‘do you qualify as a solicitor’, hetgeen vergelijkbaar is met advocaat-medewerker in Nederland.’
Een ander belangrijk verschil is volgens Declercq dat men in het Verenigd Koninkrijk twee soorten advocaten kent. Naast de solicitor is er de barrister. Waar de barrister gespecialiseerd is in pleiten en procederen en de contacten met de rechtbank heeft, geldt dat voor de solicitor veelal niet. ‘Wanneer je als solicitor moet pleiten, werk je dus in het algemeen samen met een barrister die aan aparte kantoren (chambers) zijn verbonden,’ zegt Declercq. ‘Ik vraag ze ook wel eerder in een proces om juridisch advies als ik wil weten hoe de rechtbank zou reageren in een bepaalde situatie. In Nederland maken advocaten zo’n juridisch advies in beginsel zelf.’
Wat betreft inkomen zijn er volgens Declercq net als in Nederland grote verschillen zichtbaar. ‘Een eenmansadvocaat op het platteland heeft een heel ander inkomen dan de advocaat bij een groot kantoor in Londen. De solicitors bij de grote kantoren in Londen verdienen goed, maar de standard of living is hier ook enorm hoog. Mijn kantoor doet weinig op het gebied van toevoegingen, maar de mensen die in die tak bezig zijn, hebben het moeilijk. Er is te weinig steun voor gefinancierde rechtsbijstand vanuit de overheid.’
Italië: Civiel volledig digitaal
‘Het beroep van advocaat wordt in Italië zeer gewaardeerd,’ vertelt Luca Failla, partner bij LABLAW Studio Legale in Milaan. ‘Advocaten hebben een belangrijke en noodzakelijke rol in de wederzijdse rechtshulp. In Italië kan niemand in de rechtbank verschijnen zonder vertegenwoordiging en begeleiding van een advocaat.’ Advocaten dienen zich volgens Failla net als in andere Europese landen aan een gedragscode te houden. ‘Bij overtreding wordt een tuchtprocedure in gang gezet. Sancties variëren van een waarschuwing voor een kleine overtreding tot schrapping van het Italiaanse tableau bij ernstige overtredingen.’ Om als advocaat ingeschreven te worden, is een studie rechten vereist, een stage van achttien maanden bij een advocatenkantoor en een toelatingsexamen. Een lang en intensief pad, vindt Failla. Civiele procedures worden in Italië sinds een paar jaar volledig digitaal behandeld. ‘Voor strafzaken geldt dat nog niet. Hiervoor zijn nog veel stappen te zetten.’
Denemarken: Traditionele, vertrouwde adviseurs
De weg naar de advocatuur is voor een Deense ‘advokat’ vrij lang en moeilijk, vindt Nina Wedsted, advocaat bij Labora Legal in Kopenhagen. ‘Na een master rechten moeten advocaten in wording voor een periode van drie jaar aan de slag bij een Deense advocaat. Daarna volgt een postdoctorale beroepsopleiding die wordt afgesloten met een examen over ethiek en praktische zaken. Onder bepaalde omstandigheden kunnen buitenlandse advocaten lid worden van de Deense orde van advocaten, maar dat komt niet vaak voor.’ Volgens Wedsted kent Denemarken drie soorten advocatenkantoren. De grote firma’s met een groot aantal partners en medewerkers, de zeer gespecialiseerde boetiekadvocatenkantoren en de kleinere kantoren met advocaten die advies geven in alle soorten juridische geschillen en problemen. ‘Advocaten hebben een goede reputatie en worden beschouwd als traditionele, vertrouwde adviseurs.’
Het uitoefenen van het recht is in Frankrijk een beschermde activiteit, grotendeels voorbehouden aan advocaten. Je mag niet zomaar als juridisch adviseur diensten aanbieden. Je mag ook niet bedrijfsmatig anderen bij de rechtbank vertegenwoordigen als je niet advocaat bent. Dit zijn volgens Elisabeth Grunberg (48), Franse advocaat bij het Steinz & Dijkstra Advocaten in Den Haag, de grootste verschillen tussen Nederland en Frankrijk. ‘De advocaat heeft in Frankrijk echt een bevoorrechte positie, een aparte status.’ Ander groot verschil tussen Nederland en Frankrijk is volgens de advocaat de verplichte procesvertegenwoordiging boven de 10.000 euro (procedures bij het Tribunal Grande Instance).
Advocaten staan in Frankrijk steviger in hun schoenen, met name door de uitgebreidere rol die de orde, Ordre des avocats, speelt, vertelt Grunberg. Zo regelt de orde de beroepsaansprakelijkheidsverzekering en het beheer van derdengelden en levert ze diensten op commercieel gebied. ‘Ook houdt de orde de toekomstige ontwikkelingen van de beroepsgroep in de gaten en worden advocaten gestimuleerd om zich te ontwikkelen op gebieden waar nu of in de toekomst kansen liggen. Daarnaast heeft de orde recentelijk een website ontwikkeld waar cliënten een verzoek om advies kunnen plaatsen en waar advocaten op kunnen reageren met een offerte.’
Grunberg werkt al zeventien jaar als Franse advocaat in Nederland, eerst bij NautaDutilh en na enige jaren in het bedrijfsleven te hebben gewerkt nu bij Steinz & Dijkstra Advocaten. Grunberg staat ingeschreven bij de balie in Parijs en op de lijst van EU-advocaten in Nederland. Ze staat voornamelijk Nederlandse cliënten bij die haar hulp inschakelen voor geschillen binnen het bouwrecht in Frankrijk.
Wat volgens Grunberg verder opvalt, zijn de verschillen met betrekking tot de vergoeding voor rechtsbijstand. Terwijl hier in Nederland de laatste jaren alsmaar op bezuinigd wordt, is in Frankrijk het budget voor gefinancierde rechtsbijstand juist gestegen. Grunberg: ‘In 2015 heeft de overheid 354 miljoen euro besteed aan rechtsbijstand. In 2017 is dit budget met vijftien procent omhoog gegaan. Het bedrag per unit is gestegen van 22,50 euro in 2015 naar 32 euro in 2017. Voor een echtscheiding zonder wederzijdse instemming staan nu 34 units. Dit betekent dat een advocaat hiervoor 1.088 euro ontvangt. In 2015 was dit nog 765 euro.’
Het Franse opleidingssysteem is volgens Grunberg vergelijkbaar met Nederland, ook al is het volledig gericht op praktijkervaring. ‘Na de studie rechten gaat men anderhalf jaar naar school. Daarna wordt er een stagepatroon gezocht en volgt nog een tweejarige opleiding bij deze patroon. Na afronding mag men zelfstandig opereren.’
Wat in Frankrijk regelmatig een publiek onderwerp is en nu ook weer speelt in de verkiezingscampagne is de slechte staat van justitie. ‘De rechtbanken in Frankrijk zijn sterk onderbemand, waardoor veel procedures veel te lang duren. Nederland is een echt schikkingsland. In Frankrijk is er weinig schikkingscultuur.’
Oostenrijk: Pro bono op alfabetische volgorde
Advocaten worden in Oostenrijk gezien als hooggekwalificeerde en gespecialiseerde consultants die tegemoet willen komen aan hun steeds veeleisender cliënten, aldus Árpad Geréd, partner bij Maybach Görg Lenneis & Partner Rechtsanwälte in Wenen. ‘Daarnaast bestaat ook nog steeds het beeld dat de advocaat conservatief, inflexibel en niet zeer zakelijk georiënteerd is. Regels en formaliteiten worden door de verschillende lokale orden nog steeds strikt gehandhaafd.’ In Oostenrijk word je niet zomaar advocaat. Na een rechtenstudie is vijf jaar praktijkervaring vereist, waarvan zeven maanden bij Oostenrijkse rechtbanken en de rest bij advocatenkantoren. Hierna volgen drie schriftelijke examens en een ‘urenlang’ mondeling examen bij twee advocaten en twee rechters. Iedere advocaat kan in Oostenrijk pro bono zaken toegewezen krijgen, aldus Geréd. ‘Dat gebeurt op alfabetische volgorde. Advocaten zijn vrij de zaak door te schuiven naar een andere advocaat, maar dat gebeurt wel tegen betaling.’
‘De rechter is hier de baas. Je moet tijdens een zitting toestemming vragen om te spreken.’ Krit Brocheler (43), advocaat internationaal strafrecht voor het Nederlandse Lodge Advocaten in Madrid, verbaast zich er dan ook over dat advocaten in Nederland de rechter gewoon onderbreken. ‘Het contact tussen advocaten onderling is in Spanje daarentegen een stuk informeler. Hier tutoyeert men elkaar altijd direct.’
Brocheler emigreerde in 2004 met een diploma Nederlands recht op zak naar Madrid. Het diploma bleek daar waardeloos. Hij moest nog anderhalf jaar vakken volgen en examens doen. ‘De rechtenopleiding is daar heel anders dan in Nederland. Ik moest letterlijk wetteksten uit mijn hoofd leren. Het staat ver weg van de praktijk.’
Tijdens en na het behalen van zijn meestertitel werkte Brocheler als juridisch medewerker. In 2009 werd hij beëdigd als advocaat bij het Colegio de Abogados de Madrid zonder een beroepsopleiding te hoeven doen. Inmiddels is dit wel verplicht gesteld na de rechtenopleiding. Brocheler staat met name Nederlandse cliënten bij die vastzitten voor een drugs- of geweldsdelict. ‘Dit is voor mij een ideale niche. Nederlanders en ook andere buitenlanders vertrouwen de Spanjaarden niet.’
Volgens Brocheler is het gemak waarmee men voorlopige hechtenis oplegt in Spanje opvallend. ‘Dit gebeurt direct voor een periode van anderhalf jaar en de advocaat is dus meteen belangrijk. Als de beslissing voor voorlopige hechtenis eenmaal is genomen dan wijzigt dit niet snel.’
Ander belangrijk verschil met Nederland is het toevoegingssysteem. ‘Een Spaanse collega van mij vergeleek dit eens met een taxilijn. De cliënt krijgt de eerste in lijn door de Spaanse orde aangewezen. Als die advocaat je niet aanstaat, ben je vrij een ander te kiezen, maar dan wel op eigen kosten. Verhoorbijstand is in Spanje normaal en toevoegingsadvocaten worden in Spanje betaald per rechtshandeling. Dit kan ook de aanwezigheid bij een voorgeleiding zijn. Voor een verzoek tot vrijlating staat bijvoorbeeld 80 euro. Er wordt zo min mogelijk tijd en werk in een rechtshandeling gestoken.’ Ander verschil is de manier van vergoeden. In Nederland zijn uurtarieven gebruikelijk, terwijl Brocheler voornamelijk vooraf met de cliënt een vast bedrag afspreekt gebaseerd op de complexiteit van de zaak.
Van toezicht merkt Brocheler weinig in Spanje. ‘In de acht jaar dat ik nu advocaat ben, heb ik hier geen enkel contact over gehad met de orde. Er zijn wel gedragsregels en een tuchtcollege bestaat ook, maar je hoort hier nooit iets over. Als er een klacht over je binnenkomt, wat bij mij gelukkig nooit is gebeurd, word je om een schriftelijke verklaring gevraagd en daarmee is de kous af.’
Ook de digitalisering van de rechtspraak verloopt in Spanje anders dan in Nederland. ‘In Nederland wordt dat zorgvuldig ingevoerd na een lange proefperiode. In Spanje is men een jaar geleden halsoverkop overgestapt op een digitaal platform. Drie maanden transitieperiode was het enige. Het zit dus vol gebreken en resulteerde in rechtbanken die wekenlang geen stukken binnen kregen. Nagedacht over veiligheid is er niet, maar inmiddels werkt het best prima.’
Duitsland: Lessen en trainingen bij verschillende experts
Om advocaat in Duitsland te worden, is een universitair diploma in de rechten noodzakelijk. Daarna volgt een tweejarige stageperiode waarin zowel lessen worden gevolgd als trainingen bij verschillende experts, vertelt Kara Preedy, advocaat bij Pusch Wahlig Legal in Berlijn. ‘Hierbij gaat het om een rechter in een burgerlijke rechtbank, een officier van justitie of een rechter in een strafrechter, een administratief ambtenaar en een advocaat. De stage wordt afgesloten met een staatsexamen.’ Het is voor advocaten in Duitsland mogelijk om stukken digitaal in te dienen en te ontvangen met een elektronische handtekening. ‘Om dat in de toekomst beter te faciliteren, wordt er gewerkt aan een speciale digitale ‘letterbox’, zodat geen elektronische handtekening meer nodig is.’ Begin 2018 moet dat in gebruik zijn voor inkomende communicatie. Begin 2022 zou het moeten gelden voor alle communicatie met de rechtbanken.
‘België is op het gebied van wetgeving, instellingen en bevoegdheden een labyrint,’ stelt Marinus Vromans, advocaat ondernemingsrecht bij Sirius Legal in. ‘De Belgische wetgeving is enorm versnipperd. Het Burgerlijk Wetboek stamt uit 1804. Daarnaast zijn er nogal wat rechtsverhoudingen in aparte wetten geregeld, zonder dat altijd duidelijk is hoe deze zich verhouden tot het Burgerlijk Wetboek. De arresten van het Hof van Cassatie zijn vaak kort, archaïsch geschreven en zonder mooie, duidelijke conclusie.’
Het heeft dan ook even geduurd voordat de Nederlandse advocaat zich het Belgische systeem en de Belgische wetgeving eigen had gemaakt nadat hij in 1997 werd ingeschreven op het Belgische tableau. Na een studie Nederlands recht en vijftien jaar ervaring als advocaat in Nederland staat hij twintig jaar met name Nederlandse cliënten bij in België. ‘Binnen de Europese Unie wordt in België, na Roemenië, het meest geprocedeerd. België heeft relatief veel advocaten. Ruim een op de zeshonderd inwoners. Voor Nederlandse cliënten, die zakendoen in België heb ik toegevoegde waarde, dus daar richt ik mij op.’
Naast de versnipperde wetgeving ziet Vromans andere verschillen met Nederland. De beroepsgroep in België is opgedeeld in de Vlaamse orde van advocaten en een Frans- en Duitstalige orde van advocaten. ‘Er is nog wel een nationale orde, maar die speelt nauwelijks een rol.’ Een ander verschil is dat Belgische advocaten altijd zelfstandig en niet in dienstbetrekking mogen werken. Dit geldt ook voor stagiaires, die net als in Nederland een beroepsopleiding van drie jaar volgen. ‘Op kleine kantoren mogen advocaat-stagiaires meestal aan een eigen praktijk bouwen, inclusief eigen briefpapier en naam.’
Ander verschil is het grote gewicht dat in België aan het pleidooi wordt gegeven. ‘In de procespraktijk wordt eigenlijk altijd gepleit. De bereidheid om tot een regeling te komen is veel minder dan in Nederland.’
Daarnaast valt Vromans ook in de rechtscultuur de Vlaamse indirectheid op, die pal tegenover de Nederlandse directheid staat. ‘Dat maakt het moeilijk om te praten. Dat is ook lastig voor de rechtzoekende. De cliënt wordt naar mijn mening onvoldoende betrokken in de procedure. Formeel kan een rechter partijen horen, maar dat gebeurt vrijwel nooit. In België is het evenmin gebruikelijk dat de cliënt bij een pleidooi aanwezig is. Ook wat betreft honorarium en kosten is de communicatie niet altijd optimaal. Neem het uurtarief. Je weet niet altijd goed wat daarmee bedoeld wordt. Het ereloon zonder werkingskosten? Of het ereloon inclusief deze kosten?’
Vromans stelt dat België niet het land is van de grote hervormingen. ‘Dat heeft vooral te maken met de ingewikkelde federale staatsstructuur en het moeilijke politieke evenwicht dat binnen de Belgische constellatie gerespecteerd dient te worden.’ Vromans ziet wel dat er de afgelopen drie jaar een aantal positieve ontwikkelingen in gang zijn gezet. ‘Koen Geens, voormalig advocaat en nu minister van Veiligheid en Justitie, is voortvarend bezig met grote hervormingen. Door middel van zijn zogenaamde ‘potpourri-wetten’ probeert Geens de druk op het gerechtelijk apparaat en de lange doorlooptijd van procedures te verminderen.’ Ook met de digitalisering van de procesvoering staat België niet stil. ‘Bij de rechtbanken van koophandel kun je al een tijdje stukken digitaal neerleggen. Dat verloopt probleemloos. Het is de bedoeling dat nog dit jaar voor alle rechterlijke instanties digitaal geprocedeerd kan worden.’
Dit artikel is verschenen in het aprilnummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.