De Wet beperking wettelijke gemeenschap van goederen brengt zowel wijzigingen in titel 7 van Boek 1 als in de faillissementswet.
Door Christiane Verfuurden, personen- en familierechtadvocaat bij Schakenraad Advocaten in Eindhoven.
In Boek 1 wordt in de eerste plaats artikel 1:94 BW aangepast. Dit artikel bepaalt de omvang van de gemeenschap van goederen. Tot nu toe omvat de gemeenschap van goederen, kort gezegd, alle goederen en alle schulden van de echtgenoten, enkele uitzonderingen daargelaten. Na inwerkingtreding van de wet omvat de gemeenschap van goederen voor wat haar baten betreft alleen nog alle goederen die voor de aanvang van de gemeenschap (aangaan huwelijk) al aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden en die door hen worden verkregen vanaf de start van de gemeenschap (huwelijk) tot de ontbinding ervan. Voor wat de lasten betreft omvat de gemeenschap dan alleen nog alle gemeenschappelijke schulden die de echtgenoten voor de start van de gemeenschap al hadden alsook alle tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden. Bovendien zijn voortaan alle verkrijgingen uit een erfenis, legaat of schenking privé van de verkrijgende echtgenoot.
Er wordt een nieuwe artikel 1:95a BW ingevoerd. Dit artikel bevat een regeling voor ondernemingen die niet in de gemeenschap zijn gevallen. In dat geval is er wel een redelijke vergoeding aan de gemeenschap verschuldigd voor kennis, vaardigheden en arbeid die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, tenzij een dergelijke vergoeding al op een andere wijze aan beide echtgenoten ten goede is gekomen.
Aan lid 2 van artikel 1:96 BW, dat het verhaal van de goederen van de gemeenschap regelt, wordt een zin toegevoegd die ziet op de situatie van verhaal voor een in de gemeenschap gevallen schuld van een echtgenoot. In dat geval worden de eigen goederen van die echtgenoot niet uitgewonnen, mits hij goederen van de gemeenschap aanwijst, die voldoende verhaal bieden. Het nieuw in te voegen lid 3 regelt het verhaal op de goederen van de gemeenschap voor een niet tot de gemeenschap behorende schuld van een echtgenoot. Het verhaal is in dat geval beperkt tot de helft van de opbrengst van het uitgewonnen goed. De andere helft komt de andere echtgenoot toe en valt voortaan buiten de gemeenschap. Deze andere echtgenoot is daarbij bevoegd het goed waarop de schuldeiser verhaal zoekt, over te nemen tegen betaling van de helft van de waarde van dat goed uit eigen vermogen. Na overneming van het goed valt het niet meer in de gemeenschap.
In Boek 1 wordt artikel 1:100 BW, wat de verdeling van de ontbonden gemeenschap regelt, aangepast. In het nieuw in te voegen lid 2 is geregeld dat wanneer bij ontbinding de gemeenschap niet toereikend is om de schulden van de gemeenschap te voldoen, deze schulden gelijkelijk door de echtgenoten gedragen worden, tenzij de eisen van de redelijkheid en de billijkheid tot een andere verdeling leiden.
In de Faillissementswet wordt artikel 61 aangepast. Het eerste lid blijft ongewijzigd en de overige leden komen te vervallen, waardoor er een minder zware bewijslast zal zijn voor de niet-gefailleerde echtgenoot om eigen goederen uit de faillissementsboedel terug te nemen.
Wanneer treedt de wet in werking?
Het is op het moment van schrijven van dit artikel nog onduidelijk wanneer de wet in werking treedt. Dit zal per 1 juli 2017 of per 1 januari 2018 zijn. Voor gemeenschappen van goederen die dan al bestaan, blijft het oude artikel 1:94 BW van toepassing en is artikel 1:96 lid 3 BW niet van toepassing. Het nieuwe stelsel zal naar verwachting dus ook pas enige tijd na de inwerkingtreding impact hebben op de scheidingspraktijk, als de eerste gesloten huwelijken na de inwerkingtreding stranden.
De wijziging van artikel 61 Fw zal wel onmiddellijk werken vanaf de ingangsdatum van het wetsvoorstel faillissementen die worden uitgesproken na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet.
Dit artikel is verschenen in het aprilnummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.