Het wordt het derde rondje langs de velden. Het CvT, ingesteld door de wetgever, bestaat pas een paar jaar. Toch zijn de leden best tevreden met de resultaten die tot dusver zijn geboekt. Het toezicht op advocaten – en daarmee de kwaliteitsgarantie voor de rechtzoekende – verloopt steeds professioneler, constateert Jan de Wit (71). ‘We zijn goed op weg. We zijn als college niet de directe toezichthouders, daar zijn de dekens voor verantwoordelijk. Wij houden systeemtoezicht, staan op afstand en beoordelen of het goed gaat. We zien duidelijk progressie.’
Door Kees Pijnappels
De Wit is één van de twee onafhankelijke kroonleden van het CvT. Hij zit erbij sinds 2015, vanaf het eerste uur. Het andere kroonlid is oud-politica Andrée van Es (64). Zij volgde begin dit jaar Rein Jan Hoekstra op. Anders dan De Wit is Van Es geen advocaat geweest, zij kijkt uitsluitend met de blik van een buitenstaander. ‘Ik stap in, in het midden van het proces. Wat ik waarneem, is dat er in alle geledingen betekenisvolle stappen worden gezet. Je moet er rekening mee houden dat we iets nieuws aan het uitvinden zijn. Dat betekent dat we voortdurend nadenken over de vraag wat nou wiens rol is en hoe je de dingen zo effectief mogelijk doet. Waar bemoeit het college zich mee, wat laten we over aan de dekens? We willen niet op elkaars stoel zitten. Wat ik knap vind, is dat je bij de dekens ook een proces ziet van verandering in verantwoordelijkheid. Die toezichthoudende rol moeten mensen zich eigen maken. Dat kost tijd. De kunst is om de druk erop te houden.’
Discussie
Met de komst van de nieuwe Advocatenwet deed ook het college van toezicht zijn intrede. Daar ging wel de nodige discussie aan vooraf. Het ministerie van Veiligheid en Justitie en een deel van de politiek streefden aanvankelijk naar een door de overheid benoemd college dat eindverantwoordelijk zou zijn voor het gehele toezicht op de advocatuur. Bovendien moesten alle leden van buiten de beroepsgroep komen. Dat liep anders. Niet het college, maar de dekens werden primair verantwoordelijk voor het individuele toezicht. Bovendien werd de algemeen deken uit hoofde van zijn functie voorzitter van het college.
De gekozen constructie werkt tot dusver prima in de praktijk, menen de leden van het CvT. De dubbelrol van voorzitter en algemeen deken Bart van Tongeren stuit niet op bezwaren. Jan de Wit: ‘Wij hebben alleen te maken met de voorzitter in zijn rol als voorzitter en hebben nog nooit gezien dat het problemen oplevert. Omdat we als onafhankelijke kroonleden in de meerderheid zijn, bestaat er weinig risico. De kroonleden zijn niet verbonden met de advocatuur en kunnen op afstand beoordelen. We worden niet gehinderd door belangen in de advocatuur en zorgen daarmee voor de objectiviteit in het toezicht.’
Brug
Van Tongeren (53) zelf ziet eerder voordelen dan nadelen in zijn dubbele pet. ‘Als voorzitter van het college en als algemeen deken kan ik een brugfunctie uitoefenen tussen enerzijds dat onafhankelijk toezicht en anderzijds de lokale dekens.’ Van Tongeren woont elke maand het landelijke dekenberaad bij, als algemeen deken. ‘Ik ben daar aanwezig als toehoorder. Ik neem niet deel aan beraadslagingen. Zolang iedereen weet in welke hoedanigheid ik aanwezig ben, levert dat geen enkel probleem op. Ook niet binnen het college. Die rol kan goed gescheiden worden.’
Voor Andrée van Es wordt de rondgang langs de lokale orden de eerste kennismaking met de praktijk. Een praktijk die de afgelopen jaren behoorlijk is veranderd. De dekens hebben hun taken en verantwoordelijkheden aanzienlijk zien uitdijen. Wat het college betreft, is het dekenaat een fulltimebaan. ‘Ik ben heel benieuwd wat ik daarover ga horen. Vooral de discussie over het tijdsbeslag begrijp ik heel goed. Hoelang blijf je deken? Twee jaar is erg kort. Moet je je praktijk al dan niet voorlopig vaarwel zeggen? Hoe langer je deken bent, hoe nijpender het probleem. Het dilemma is evident. Toch vind ik dat het toezicht een professionele taak op zich is. Je kunt niet zeggen: dat doe ik er even bij, of: dat doe ik een paar dagen per week.’
Volgens Van Tongeren is drie jaar het minimum voor het dekenaat, maar heeft vier jaar de voorkeur. ‘Wij realiseren ons heel goed wat we van de dekens vragen, maar de dekens realiseren zich ook heel goed wat hun taak is. Natuurlijk zijn er af en toe hick-ups, maar we hebben hetzelfde doel: de kwaliteit van de advocatuur waarborgen en zorgen dat de rechtzoekende een goede advocaat heeft.’
Kritisch
In het jongste jaarverslag is het college van toezicht kritisch over de verschillen die er bestaan tussen de lokale orden. Werkwijze en aanpak lopen soms uiteen. Ook zijn nog niet alle bureaus voldoende bezet om het benodigde werk te kunnen verzetten.
Jan de Wit: ‘De dekens overleggen samen hoe ze te werk gaan. Het beleid komt tot stand in het dekenberaad. Desalniettemin zie je wel dat de ene deken het niet belangrijk vindt om bij een kantoorbezoek vooraf een financiële analyse te laten maken en de andere wel. Daar zijn heel grote verschillen.’
In principe moet elke advocaat op eenzelfde vorm van toezicht kunnen rekenen, ongeacht de regio waarin hij werkt. Zover is het nog niet, zegt De Wit. ‘We hebben ook verschillen gezien, zeker in het eerste jaar, in de interpretatie van dekenbezwaar, dekenstandpunt en dekenklacht. Dat zijn cruciale dingen, waarover verschillende opvattingen bestonden. Daarvan hebben wij gezegd: jullie moeten echt werk maken van harmonisering.’
Harmonisering van het toezicht, dat is misschien wel de belangrijkste taak van het college, onderstreept voorzitter Van Tongeren. ‘Dat is eigenlijk waar we elke dag mee bezig zijn. We constateren gelukkig ook dat de elf dekens die zijn belast met het toezicht steeds meer naar elkaar toegroeien in uniformiteit en de wijze waarop ze toezicht uitoefenen. Door de inzet van het CvT is die harmoniseringslag behoorlijk gemaakt. We zijn er nog niet, maar al wel voor een groot deel.’
Zelfstandig
De Wit haast zich om te benadrukken dat de dekens heel duidelijk een zelfstandige positie hebben. ‘Feitelijk bemoeien we ons niet met het primaire toezicht. Wij kijken met name naar wat de dekens onderling hebben afgesproken. Of hebben ze niets afgesproken? In het laatste geval ondernemen we stappen. Onze taak is om te controleren of de gemaakte afspraken daadwerkelijk tot uitvoering komen. Zodat vanuit het beginsel van rechtsgelijkheid de mensen in Groningen en Limburg qua toezicht met eenzelfde houding van hun deken te maken krijgen.’
De toezichthoudende rol van de dekens vertaalt zich volgens het college in meer tuchtmaatregelen. Jan de Wit ziet dat tuchtrechters zwaardere maatregelen opleggen. ‘De dekens zijn er zelf van overtuigd dat ze veel vaker een dekenbezwaar moeten toepassen dan voorheen. Het effect daarvan zie je in het aantal straffen en maatregelen. Kijk maar naar het aantal schrappingen in 2016 en zelfs 2017.’
Het college ziet graag dat de dekens meer werk maken van het zogeheten risicogestuurd toezicht. Vooral de financiële kwetsbaarheid van advocatenkantoren is een punt van zorg en moet tijdens de kantoorbezoeken structureel aan bod komen. In Zeeland-West-Brabant zijn vorig jaar bij wijze van proef de financiële kengetallen van alle kantoren opgevraagd. De resultaten van die proef laten zien dat het wijs is om deze aanpak over het hele land uit te rollen, stelt het college.
Jan de Wit: ‘Wil je zo’n kantoorbezoek goed doen, dan is het heel verstandig dat je van tevoren laat kijken naar de financiële positie van zo’n kantoor. Dan kun je gericht vragen stellen. Of niet, als dat niet nodig is. Maar dan weet je in elk geval hoe een kantoor ervoor staat. Dat is beter dan iemand op zijn blauwe ogen geloven. Daarover zijn we het ook eens. De dekens onderschrijven nut en noodzaak daarvan.’
Belastingdienst
Ten behoeve van het financieel toezicht kunnen dekens gebruikmaken van de unit FTA en het Kenniscentrum Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme), beide ondergebracht bij de NOvA in Den Haag. Dat mogen ze best vaker doen dan nu gebeurt, stelt het college.
Ook de Belastingdienst komt binnenkort om de hoek kijken, zegt Jan de Wit. ‘Wij hebben al heel lang het idee dat het dekens zou helpen wanneer ze in een vroegtijdig stadium worden geïnformeerd door de Belastingdienst over risicovolle situaties op kantoren.’
Bart van Tongeren: ‘Eigenlijk zeggen dekens tegen diverse partijen in de samenleving: geef ons een signaal wanneer een advocaat niet goed functioneert. Dat zijn bijvoorbeeld rechters, het OM of de Raad voor Rechtsbijstand. Ook de Belastingdienst hoort daar volgens ons bij. Als het de fiscus opvalt dat een advocaat zijn aanslagen niet betaalt, zou dat een signaal kunnen zijn dat hij in de problemen zit en in de verleiding kan komen om te malverseren.’
Het college gaat in mei en juni steeds met twee leden – en secretaris Adrienne Hoevers – op bezoek bij de lokale orden. Alleen de drie nieuwe dekens in Overijssel, Midden-Nederland en Limburg mogen het voltallig college verwachten, omwille van de kennismaking. Andrée van Es kan niet wachten om het veld in te gaan. ‘Ik ben weliswaar te gast geweest bij het college van afgevaardigden en het dekenberaad, maar daarmee heb ik nog geen representatief beeld van de advocatuur. Het valt me op dat in de beroepsgroep breed het belang wordt gezien de rechtzoekende de beste advocaat te bieden. Maar het is ook een beroepsgroep die, om de kwaliteit van het werk hoog te houden, behoorlijk eigenwijs en dus individualistisch is. Dat is fantastisch om te zien. Het is een mooie taak om te proberen afspraken te maken die tot verdere verbetering leiden.’
Dit artikel is verschenen in het aprilnummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen.