Een uitspraak die advocatenharten sneller zal doen kloppen.
Mr. X had de gemeenteraad gesuggereerd eens te onderzoeken waarom een (oud)wethouder maar niet optrad tegen een bungalowpark dat in strijd met het bestemmingsplan uit de grond was gestampt – het gerucht ging dat sprake was van belangenverstrengeling. De Haagse raad van discipline gaf mr. X hiervoor in eerste instantie een waarschuwing. In hoger beroep oordeelt het Hof van Discipline dat de raad het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, en dat mr. X ten onrechte in zijn vrijheid bij de belangenbehartiging werd beknot.
Wat moet een raad van discipline doen als de bezwaren van een klager geen doel treffen, maar er toch iets niet in de haak lijkt? De raad van discipline in Den Haag maakte gebruik van artikel 46d lid 9 Advocatenwet: ambsthalve aanvulling van de klacht, in een uitspraak die eerder op deze plaats werd beschreven. Volgens de raad had mr. X niet, zoals de wethouder had betoogd, onnodig gegriefd of gelogen. Maar hij had wel de belangen van de wederpartij onnodig geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel was gediend.
Voor mr. X kwam de uitspraak als een verrassing – tijdens de zitting was die ambtshalve grond helemaal niet aan de orde gekomen. En dat kan natuurlijk niet, zegt nu het Hof van Discipline: strijd met het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor. Je zou zeggen dat daarmee de kous af is, maar het Hof wil toch ook graag wat zeggen over de inhoudelijke beoordeling. Mr. X had wel degelijk een redelijk belang van zijn cliënt gediend door de gemeenteraad op die mogelijke belangenverstrengeling te wijzen. Er was een bouwvergunning verleend voor een motel, maar dat motel was er nooit gekomen. Alleen de bijgebouwen, en die werden vervolgens in strijd met het bestemmingsplan als vakantiehuisjes verhuurd. Zelfs nadat de rechtbank de gemeente had veroordeeld te handhaven had de wethouder dat geweigerd. In uit mediaberichten kwam naar voren dat het misschien iets te maken had met het feit dat de wethouder bestuurslid was van de plaatselijke Rabobank, die het project financierde.
Als je in die omstandigheden als advocaat met een e-mail aan de gemeenteraad probeert erachter te komen waarom er toch maar niet gehandhaafd wordt, ga je niet over de schreef – hoe onaangenaam zoiets voor een wethouder ook kan zijn, en ook al bestond de kans dat die e-mail in de openbaarheid zou komen.
Voor een rectificatie achteraf was dus evenmin aanleiding. Elke advocaat neemt standpunten in die later onjuist blijken te zijn – anders zou je nooit een zaak verliezen. Bovendien had mr. X alleen maar voorzichtig gesuggereerd het gerucht te onderzoeken, zodat daarmee zou kunnen worden afgerekend. De klacht van de raad is ongegrond.
Door Trudeke Sillevis Smitt