Direct na de arrestatie van PKK-leider Abdullah Öcalan diende zijn raadsvrouw Britta Böhler een verzoek in voor een voorlopige voorziening bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Volgens de Britse collega’s met wie ze de zaak deed, was dit een kansloze exercitie aangezien de jurisprudentie ontbrak om een dergelijk verzoek te onderbouwen. Toch zette ze door, met succes. Als het Straatsburgse Hof anders had beslist, was haar ongetwijfeld verweten dat zij een kansloze zaak had aangebracht – en dat doet een fatsoenlijke advocaat nou eenmaal niet.

Door Tatiana Scheltema

Het vergt dus niet alleen een scherp gevoel voor ethiek, maar ook de professionele moed om die ethiek in de praktijk te brengen, schrijft Böhler in haar boek De goede advocaat, dat uitkomt bij haar afscheid als bijzonder hoogleraar Advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam.

De beroepsethiek die Böhler voorstaat, is iets anders dan het naleven van de gedragsregels en haar boek is ook zeker geen verkapt stemadvies aan de commissie-Loorbach (die zich buigt over herziening van de gedragsregels) zegt ze. ‘Ik kijk veel fundamenteler naar de vraag: wat moet een advocaat in huis hebben om de gedragsregels te kunnen toepassen? Beroepsethiek gaat niet alleen over grote dilemma’s als: moet ik wel of niet mijn verschoningsrecht inroepen, maar óók over: ga ik naar het huwelijk van die cliënt? Het ademt door de héle advocatenpraktijk heen. Dat bewustzijn moet je oefenen.’

Dat oefenen gebeurt nu te weinig, stelt Böhler, zeker in kantoorverband. ‘Werkoverleggen gaan op de meeste kantoren vooral over juridisch-inhoudelijke kwesties. Dat snap ik ook wel: die pleitnota moet af, het verweerschrift geschreven, er is een deadline. Maar zo’n overleg is nou juist een goed moment om beroepsethische kwesties heel letterlijk aan de orde te stellen. Wat doe je als jonge advocaat met die dure fles wijn die een cliënt je geeft, welke beroepsregels spelen daar? Beroepsethiek moet geen ver-van-mijn-bedshow zijn, maar een integraal onderdeel van de praktijk.’

De geringe aandacht voor beroepsethiek heeft zeker ook te maken met de stormachtige ontwikkelingen van de laatste decennia binnen de advocatuur. Door commercialisering, digitalisering en de opkomst van de ‘T-shaped advocaat’ – een dienstverlener die niet alleen over specialistische juridische kennis, maar ook over andere competenties beschikt – is de aandacht voor beroepsethiek verslapt. Dit type advocaat concurreert al snel met andere juridisch dienstverleners en daarin schuilt een bedreiging voor de advocatuur, zegt Böhler. ‘De T-shaped advocaat is vooral klantgericht bezig, als een juridische consultant maar zonder ethische binding. Alleen mag iedereen zich consultant noemen, maar als advocaat moet je aan een aantal voorwaarden voldoen. De vraag is: welke andere juristen zullen zich in het veld begeven en een deel van de werkzaamheden overnemen? Je ziet nu al dat als mensen een juridisch probleem hebben, ze eerst op internet gaan kijken, bijvoorbeeld naar sites als Rechtwijzer uit elkaar. Maar wie of welke expertise daar achter zit, weet je niet.’

Dergelijke ontwikkelingen hou je niet tegen en de vraag naar alternatieve manieren van geschiloplossing zal alleen maar groeien. Het huidige systeem kraakt in zijn voegen, zegt Böhler: het kan het toenemend aantal rechtszaken nauwelijks aan, de overheid is steeds minder bereid ervoor te betalen en bovendien voelen rechtzoekenden zich slecht gehoord. ‘Ook de digitalisering zal de rechtspleging veranderen. De goede advocaat van de toekomst moet weliswaar inspelen op deze nieuwe ontwikkelingen maar hij mag hierbij de advocatuurlijke kernwaarden niet opzij schuiven.’

Dit artikel verscheen in het meinummer van het Advocatenblad. De hele editie is hier te lezen. 

Advertentie