De Raad van Discipline in Den Haag heeft op 22 mei twee advocaten voor twee maanden geschorst. De advocaten handelden tuchtrechtelijk verwijtbaar als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
De eerste zaak diende na een dekenklacht. De advocaat kwam volgens de deken en de raad betalingsverplichtingen aan de NOvA en de Haagse orde stelselmatig te laat na. Ook vertraagde hij een tuchtrechtelijk onderzoek bij de raad en reageerde hij niet op verzoeken tot overdracht van een dossier, ook niet nadat bij de deken een bemiddelingsverzoek was ingediend. Verder liet de advocaat de rekeningen van zijn coach gedurende meer dan een jaar onbetaald.
‘De advocaat heeft niet geleerd van eerdere fouten en eerder opgelegde maatregelen,’ aldus de Raad. ‘Keer op keer maakt hij zich schuldig aan gedragingen waaruit blijkt dat hij zijn praktijk niet voert op een wijze zoals een behoorlijk advocaat betaamt en waarmee een risico in het leven wordt geroepen voor de behartiging van de belangen van zijn cliënten.’
De tweede zaak ging om een klacht tegen een eigen advocaat. De advocaat behandelde de zaken van klager niet of niet voortvarend. Hij was niet of slecht bereikbaar voor zijn cliënt en informeerde klager niet of onvoldoende over de stand van zaken in ingestelde procedures. Hij kwam afspraken niet na en werkte niet volgens de besproken planning.
Volgens de Raad heeft de advocaat gehandeld in strijd met gedragsregels 4, 8 en 33 en dus niet de zorg betracht die hij als advocaat had moeten betrachten en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.