Er zijn weinig terreinen waar recht en ethiek zo ver uiteenlopen als tussen ondernemingen en mensenrechten, aldus Cees van Dam, bijzonder hoogleraar International Business and Human Rights aan de Rotterdam School of Management. Hij deed zijn uitspraak vrijdag tijdens het congres Legal Ethics and Corporate Lawyers: friends or foes? in Amsterdam.

‘Er is sprake van een accountability gap,’ betoogt van Dam. ‘Ondernemingen kunnen juridisch ongestraft kosten externaliseren in ontwikkelingslanden.’ Pogingen tot bindende regulering daarvoor lijken echter steevast te falen, de laatste serieuze poging daartoe dateert uit 2003 met opgestelde VN-normen door de Mensenrechtenraad, die de eindstreep niet haalden. ‘Bedrijven willen niet tot iets worden verplichten en staten steunen die bedrijven.’

Een vraag die daarmee samenhangt: moet alles wat juridisch mag, ook kunnen? Van Dam zet die vraag uiteen aan de hand van de olie-industrie. ‘Europese bedrijven kopen in Afrika speciale mixen van olieproducten. Deze bevatten hoge zwavelgehalten en andere toxische stoffen. In Afrika bestaat mede als gevolg daarvan luchtvervuiling, zijn er ademhalingsziekten en komen mensen vroegtijdig te overlijden. Die olieproducten voldoen echter wel aan de Afrikaanse wet- en regelgeving.’

Ethiek in wetgeving

Bovenstaande problemen worden volgens Van Dam de laatste jaren steeds meer erkend. Ethische richtlijnen zijn bijvoorbeeld opgenomen in soft law, zoals in de United Nations Guiding Principles, maar deze worden steeds vaker gegoten in hard law. Voorbeelden daarvan zijn de EU-richtlijn niet-financiële verslaglegging uit 2017 en de Modern Slavery Act van Engeland uit 2015. In Nederland loopt momenteel het Wetsvoorstel Zorgplicht Kinderarbeid en op wereldniveau wordt in Genève onderhandeld over een Verdrag inzake Business and Human Rights maar hiervan is voorlopig geen eindresultaat in zicht.

Hoe kunnen de bedrijfsjuristen van zich hierbij aansluiten? Van Dam: ‘Bedrijfsjuristen doen er verstandig aan de ethische kwesties die nu zijn opgenomen in soft law te behandelen als hard law.’ Ook zouden ze zich actiever moeten bemoeien met het beleid rondom mensenrechten. ‘Uit het onderzoek GCN Benchmarck 2016 blijkt dat bedrijfsjuristen in 98 procent van de gevallen worden betrokken bij kwesties rondom bedrijfsreputatie, maar slechts in 27 procent bij het mensenrechtenbeleid van hun organisatie.’ En dat is zonde, want ‘mensenrechten vormen niet alleen een morele code, ze zijn essentieel voor de maatschappelijke duurzaamheid van een onderneming.’

Volgens Van Dam zijn de UN Guiding Principles ook voor de advocatuur van groot belang, maar wordt hier weinig tot niets mee gedaan. ‘Advocatenkantoren zijn ondernemingen en moeten zich daarom aan de UNGPs houden. Bedrijven zijn hier vaak al veel verder mee en zij verwachten van hun advocaten dat ze kunnen meedenken over ethiek en mensenrechten. Als je dat als advocaat niet kunt, prijs je je dus uit de markt.’

Door Sylvia Kuijsten

Advertentie