De advocaat die geschorst zou worden tenzij hij zich laat begeleiden door een coach, hoeft geen gebruik te maken van de door de raad gesuggereerde kandidaat. Een coach naar eigen keuze werkt beter, denkt ook de tuchtrechter.
Mr. X jaagt dekens, rechters, officieren van justitie en collega’s in de gordijnen met allerhande hooghartige en beledigende opmerkingen. Dat schaadt het vertrouwen in de advocatuur en getuigt niet van de vereiste welwillendheid jegens collega’s, stelde de Haagse raad van discipline vast in een tussenuitspraak waarover eerder dit bericht verscheen. De raad was van plan een voorwaardelijke schorsing uit te spreken met als bijzondere voorwaarde begeleiding door een coach, die daarvoor aan mr. X maximaal € 7.500 in rekening zou mogen brengen. De tuchtrechter had voor die rol een oud-deken in gedachten. Partijen mochten zich over de voorgenomen maatregel uitspreken.
Hoe mr. X op het idee van een coach reageerde staat niet in de uitspraak, maar wel dat hij met een aantal argumenten kwam waarom er tussen hem en die oud-deken geen vertrouwensband zou kunnen bestaan. Ook die redenen worden jammer genoeg niet genoemd, maar je kunt je voorstellen dat mr. X de nodige akkefietjes met die deken heeft gehad. Mr. X stelde als coach mr. Y voor, een oud-advocaat die van het coachen zijn beroep heeft gemaakt. Mr. Y wilde mr. X wel begeleiden voor € 225 per uur. Misschien was mr. Y van dat maximum van € 7.500 niet zo gecharmeerd; mr. X zag in elk geval aanleiding om de tuchtrechter te melden dat hij daar niet aan hing – de coaching diende ‘geen restrictie in tijd of geld te hebben maar louter in kwaliteit’.
De tuchtrechter is het met mr. X eens dat coaching alleen werkt als er een vertrouwensband is. Zodoende krijgt in de einduitspraak niet de oud-deken, maar mr. Y de schone taak mr. X te adviseren en aanwijzingen te geven, en met hem te onderzoeken hoe hij de gewenste gedragsverandering voor elkaar kan krijgen – een cursus misschien? Of individuele begeleiding? Halfjaarlijks moeten ze gezamenlijk of apart verslag doen aan de behandelend voorzitter van de raad. De proeftijd is twee jaar – als mr. X in die tijd nog een aanval van onbetamelijkheid krijgt, moet hij drie maanden op de bank zitten.
Mr. X lijkt er dus vooralsnog het beste van te maken, van dat coaching-idee, maar hij had natuurlijk weinig keus. Hij kan nog in hoger beroep.
Trudeke Sillevis Smitt