De NOvA heeft de contouren geschetst van de toekomstige beroepsopleiding. Opvallend element is de toelatingstoets. Geen slecht idee, zeggen advocaten.
Door / Francisca Mebius
Een toelatingstoets, een assessment, betere integratie van praktijkvaardigheden en procesvaardigheden en een steviger patronaat. Dat zijn de veranderingen die het meest in het oog springen in de contouren BA2020 (de beroepsopleiding in het jaar 2020). Het waren tijdens vier workshops onder leiding van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) met tientallen advocaten, docenten en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties ook de belangrijkste discussiepunten.
In het najaar van 2016 besloot de NOvA naar de beroepsopleiding te kijken met het oog op de toekomst. De toenemende specialisatie in de balie, de grotere diversiteit in grote, middelgrote en kleine kantoren en de enorme ontwikkelingen op het gebied van IT waren hiervoor de belangrijkste redenen. ‘Men wil maatwerk,’ zei algemeen deken Bart van Tongeren in november op grond van de eerste bevindingen. ‘Flexibiliteit in tijd en in combinatie van vakken. Wat men vraagt, is een brede en toekomstbestendige opleiding die recht doet aan specialisatie.’
Een blanco blad
Beleidsadviseur Lucas Korsten van de NOvA interviewde het afgelopen halfjaar zo’n vijftig advocaten uit verschillende rechtsgebieden en andere belanghebbenden. ‘We hebben gekozen voor de greenfieldmethode. Een blanco blad dus, waarbij we advocaten en anderen, zoals medewerkers van de rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie, de volgende vraag hebben voorgelegd: wat als er geen beroepsopleiding zou zijn, hoe moet die er dan idealiter uitzien en wat is er voor nodig? Het resulteerde in contouren die tijdens vier workshops in mei zijn besproken en momenteel worden verwerkt in een consultatiedocument.’
In de contouren stelt de NOvA een cognitieve, juridisch inhoudelijke toelatingstoets voor om een minimumniveau te creëren. Ander voorstel is het afnemen van een assessment. Daarnaast wordt het persoonlijk ontwikkelplan belangrijker dan het nu is. Vierde uitgangspunt is een betere integratie van praktijk- en procesvaardigheden, zodat er een grotere samenhang ontstaat tussen beroepsopleiding en kantoorstage.
Het patronaat is in de contouren minder vrijblijvend dan nu. De eerste twee jaar zijn gericht op cognitieve vakken en praktijkvaardigheden waarbij net als nu gekozen wordt tussen de leerlijnen burgerlijk recht, strafrecht en bestuursrecht. Het tweede jaar ziet op specialisatie. De procesvaardigheden en beroepsethiek zijn in de contouren verspreid over drie jaar. Het laatste jaar is meer gericht op de praktijk, bijvoorbeeld door intervisie en pleitoefeningen. Het persoonlijk ontwikkelplan is gedurende de hele opleiding belangrijk. Het plan en het portfolio vragen meer sturing en begeleiding door de mentor in samenwerking met het patronaat.
Toelatingstoets
Tijdens de workshops leidde de toelatingstoets tot discussie. Volgens Maarten Stekelenburg, advocaat bij DingemansVanderKind Advocaten in Amsterdam en deelnemer van een van de eerste groepen van de huidige opleiding, bestaat er enige weerstand tegen een toelatingstoets omdat het civiel effect toegang geeft tot togaberoepen en een toelatingstoets de toegang tot de advocatuur zou beperken.
Stekelenburg zegt dat iedereen het er uiteindelijk wel over eens is dat een toelatingstoets toegevoegde waarde biedt. ‘Met een toelatingstoets hebben instromers een gelijk niveau over kennis van het recht waardoor een aantal basisvakken geschrapt kan worden. Er is minder herhaling nodig en de opleiding wordt zo efficiënter, goedkoper en korter. Het derde jaar komt dan puur op de persoonlijke ontwikkeling bij het kantoor zelf te liggen.’
Margreet Eveleens, advocaat bij Van Benthem & Keulen in Utrecht en bestuurslid van de Stichting Jonge Balie Nederland (SJBN), vindt het een voordeel als docenten meteen overgaan tot toepassing van kennis. ‘Maar waak er wel voor dat de toegang tot de advocatuur gewaarborgd blijft. Het moet niet een te hoge drempel worden voor net afgestudeerden, bijvoorbeeld een financiële drempel vanwege bijscholing. Verder vinden we betrokkenheid van universiteiten belangrijk. Het niveau van het civiel effect moet landelijk op één lijn komen te liggen. Hier ligt een taak voor universiteiten.’
Volgens Mick Veldhuijsen, advocaat bij VSVW Advocaten in Bussum en docent vaardigheden en ethiek binnen de beroepsopleiding, is er de laatste jaren al veel aandacht besteed aan het probleem van de grote diversiteit in de niveaus van beginnende advocaat-stagiaires. ‘Het rapport-Kortmann, dat uitkwam in 2010, sprak daar al over en heeft tot aanpassingen geleid. Toch horen we nog steeds klachten over verschillende niveaus. De zwakste schakel bepaalt het startniveau van de groep. Een entreetoets kan hier een einde aan maken en dat lijkt me geweldig. Docenten hoeven dan minder uit te leggen en kunnen direct beginnen met het toepassen van de stof.’
Brechje van der Velden, partner bij Allen & Overy in Amsterdam en voorzitter van Law Firm School, vindt de toelatingstoets een goed idee omdat de opleiding dan naar een hoger niveau wordt getild. ‘Wat ons betreft, kan het cognitieve onderwijs met uitzondering van procesrecht dan helemaal uit de opleiding. Dat beperkt de omvang en dat is voor ons het belangrijkst.’
Joost van Berk, advocaat bij De Mul Zegger Advocaten in Nijmegen en docent jaarrekening lezen binnen de huidige beroepsopleiding, is ook een voorstander van de toets. Hij vraagt zich wel af hoe dat in de praktijk moet worden vormgegeven. ‘Wie neemt deze toets af? Hoe vaak mag je de toets doen? Hoe werkt het voor kantoren die stagiaires willen aannemen? Er spelen heel veel vragen waar nog geen antwoord op is.’
Assessment
Over het invoeren van een assessment, het testen van niet-leerbare vaardigheden als onderdeel van de toelating tot de beroepsopleiding, zijn de advocaten minder positief. Alrik de Haas, strafrechtadvocaat bij OMVR Advocaten en hoofddocent strafrecht binnen de beroepsopleiding, noemt de gedachte goed. Hij vraagt zich wel af of de toegang tot het beroep hiermee niet onnodig wordt belemmerd. ‘In plaats van het assessment stel ik voor gaandeweg de opleiding meer bij te sturen. Dat kan als de patroon, de mentor en docenten meer met elkaar worden verbonden en samenwerken. Daardoor bereik je ook een hogere kwaliteit en het kan zo binnen de huidige inrichting van de beroepsopleiding geïntegreerd worden.’
Stekelenburg vraagt zich af of het aan de NOvA is om te bepalen of iemand geschikt is voor het beroep van advocaat. Het is volgens hem moeilijk om vast te stellen wat een advocaat precies moet kunnen op het gebied van sociale vaardigheden. ‘Dat hangt sterk van het kantoor en het rechtsgebied af en advocatenkantoren willen dat zelf kunnen bepalen. Die vrijheid moeten ze hebben naar mijn idee. Een procespraktijk vraagt andere skills dan een transactiepraktijk of een cassatiepraktijk.’ Ook de SJBN vindt dat het houden van een assessment voorbehouden moet zijn aan advocatenkantoren zelf. ‘Als er straks ook een verplicht assessment voor de opleiding geldt, wordt de drempel voor advocaat-stagiaires erg hoog,’ aldus Eveleens.
Zuidas
Over het integreren van praktijkvaardigheden in cognitieve vakken en de verdere versterking van procesvaardigheden en beroepsethiek zijn de deelnemers aan de workshops redelijk eensgezind. Van Berk: ‘Dat is goed. Ook van vaardigheden of vakken waar je persoonlijk niet mee te maken krijgt, steek je iets op. Daardoor krijg je een baliebrede opleiding. De Brauw en Law Firm School willen graag een complete scheiding. Dat lijkt me niet goed. Wat als mensen switchen van kantoor en buiten de Zuidas terechtkomen? Dan valt het andere deel van de advocatuur rauw op je dak. Het is goed dat er cohesie is binnen de balie en tijdens de opleiding. Zo leer je mensen van grotere en kleinere kantoren kennen.’ Van der Velden beaamt dat het goed is dat advocaten van allerlei soorten kantoren samen opleiding krijgen. ‘Maar laat het aanleren van praktijkvaardigheden over aan de kantoren zelf.’
Veldhuijsen is voor het klassikaal aanleren van basisvaardigheden, zoals onderhandelen, communiceren en oplossingsgericht werken. ‘De meer verdiepende vaardigheden zouden wat mij betreft in een peergroup, bijvoorbeeld binnen het eigen kantoor, kunnen worden aangeleerd. Ik – en anderen met mij – vraag me wel af wat nu precies praktijkvaardigheden en wat procesvaardigheden zijn. Ik zou het begrip procesvaardigheden vervangen door basisvaardigheden. Basisvaardigheden horen binnen de opleiding.’
Net als beroepsethiek, stelt Stekelenburg. ‘Dat moet echt binnen de beroepsopleiding blijven als apart vak, zoals wordt voorgesteld. Tuchtrecht is nu een lang vak gedurende de hele opleiding. Dat is heel waardevol. In het begin van de opleiding is het abstract, later gaat het meer leven.’
Over de rol van de patroon zijn de advocaten het erover eens dat het steviger kan, zoals de NOvA in de contouren heeft uitgewerkt. Volgens Eveleens is het nu allemaal te vrijblijvend. ‘Meer training en aansturing zouden goed zijn. Degenen die echt patroon willen zijn, blijven dan over. Nu is de partner formeel vaak de patroon, maar feitelijk pakt een senior medewerker het patronaat op. Dat werkt niet altijd even goed.’ Eveleens vindt dat we wel moeten oppassen dat er niet te veel regels voor patroons komen. ‘Het blijven toch niet-declarabele uren. Te veel regels en werk kunnen kantoren afschrikken om stagiaires aan te nemen.’
Goud
Tijdens de workshops is verder gediscussieerd over de noodzaak van een nieuwe opleiding. Het blijkt dat advocaten de huidige opleiding als nieuw zien, omdat deze pas vier jaar geleden van start ging. De beoordelingen zijn na alle aanpassingen en investeringen van de laatste jaren over het algemeen goed, vertelt Van Berk. Volgens hem zorgt de communicatie van de NOvA over BA2020 ervoor dat sommige advocaten denken dat er een totaal nieuwe opleiding komt. ‘Dat zorgt voor verwarring en onrust, ook bij de docenten.’
Ook De Haas vindt dat onrust moet worden voorkomen. ‘Laat zien dat we nu goud in handen hebben, zodat kantoren niet afwachten en daardoor geen stagiaires meer aannemen. Er is de laatste jaren veel geïnvesteerd in geld en tijd. Zo zijn wij vanuit strafrecht onder meer aan de slag gegaan met het vervlechten van vaardigheden met cognitief onderwijs.’ Wat De Haas nog mist in de contouren is de visie van wat de advocaat van de toekomst moet kennen en kunnen. ‘Voor strafrechtadvocaten is dat iets heel anders dan voor civiele advocaten.’
Stekelenburg vindt dat er nu een goede brede opleiding staat. ‘Een nieuwe opleiding is niet nodig, maar het kan wel efficiënter. Het is goed als het uiteindelijke plan naast de huidige opleiding wordt gelegd om te kijken wat er verbeterd kan worden.’
Dat is precies het idee van de NOvA. Een compleet nieuwe opleiding is niet de insteek. ‘De huidige opleiding voldoet,’ vertelt deken Van Tongeren, die te spreken is over de ‘vruchtbare discussie’ die de afgelopen maanden is gevoerd. ‘Het doel van de algemene raad is dat we in 2020 ook een beroepsopleiding hebben die aan de eisen van die tijd voldoet. Deze maand houden we nog eenzelfde soort workshop met een deel van het college van afgevaardigden. In de zomer gaat het consultatiedocument naar buiten. Niet alleen binnen de balie, maar breder. De resultaten die uit het onderzoek komen, leggen we naast de huidige opleiding. We hopen in het najaar knopen door te hakken.’