Een speciale commissie heeft de NOvA geadviseerd de gedragsregels voor advocaten aan te passen. Voorzitter Jan Loorbach geeft een toelichting. Over betamelijkheid, provisie, confraternele communicatie en no cure, no pay.

Door Kees Pijnappels

Het heeft een kwarteeuw geduurd, maar nu gaat het er van komen. Er komen nieuwe gedragsregels. Op verzoek van de NOvA heeft de commissie Herijking Gedragsregels de oude tegen het licht gehouden. ‘Het stof eraf geblazen,’ noemt voorzitter Jan Loorbach het.

Dat was ook nodig. De huidige regels dateren uit 1992, de wereld ziet er inmiddels anders uit. Zo hebben we sinds 2015 een nieuwe Advocatenwet. ‘Doordat de vijf kernwaarden op het niveau van de wet zijn vastgelegd, is in de gedragsregels een en ander overbodig of dubbel geworden. Wij hebben er voor gekozen de gedragsregels voor het overgrote deel toch in stand te houden omdat het nuttig is die kernwaarden verder uit te werken,’ zegt de oud-deken.

Op dit moment gelden er 39 gedragsregels. Dat worden er 27, als het aan de commissie ligt. De vertrouwde nummering zal grotendeels verdwijnen, aldus Loorbach. ‘De gedragsregels krijgen een wat andere, toegankelijker indeling. Voor het overgrote deel veranderen ze van plek, een aantal verandert inhoudelijk, meer dan de helft ondergaat een tekstuele verandering. Ook de toelichting wordt wat compacter.’

De commissie-Loorbach, zeven man en een vrouw sterk, heeft regel 1 extra onderhanden genomen. De advocaat mag het vertrouwen in zichzelf en de advocatuur niet schaden, luidt die regel tot dusver. Een tikje te nietszeggend, in de ogen van Loorbach c.s. ‘De eerste gedragsregel is vrij flets. Wij streven naar een openingsregel die de missie van de advocatuur zwaarder aanzet. Daar laten we zien dat de gedragsregels niet alleen een ouderwets gilde-idee zijn, maar ook een maatschappelijke opdracht. Dat is een wezenlijke accentuering. Het is niet alleen een disciplinaire verantwoordelijkheid die advocaten hebben ten opzichte van elkaar, maar vooral naar de samenleving.’

De gedragsregels zijn er om te zorgen dat het publiek erop kan vertrouwen dat de advocatuur goed functioneert, stelt Loorbach, zowel als collectief als individueel. ‘Als collectief vind ik dat het redelijk gaat, maar individueel zijn er zorgen.’

Tuchtrechter

Formeel-juridisch zijn de gedragsregels niet bindend. Dat blijft zo. Maar voor iemand die zich advocaat wil noemen, is er geen ontkomen aan. De gedragsregels schrijven voor aan welke normen en waarden de dienstverlening moet voldoen. Voor een tuchtrechter vormen ze een belangrijk ijkpunt, ook al is daar de Advocatenwet uiteindelijk bepalend. Loorbach: ‘Een tuchtrechter kan twee dingen doen met de gedragsregels. In een zaak kan hij zeggen: hier is weliswaar de gedragsregel geschonden, maar niet de betamelijkheid van de wet. Andersom kan hij zeggen: wat deze paljas heeft uitgehaald, is nergens in de gedragsregels beschreven, maar ik vind het toch onbetamelijk. Die twee smaken heeft hij altijd.’

De commissie-Loorbach is niet alleen te rade gegaan binnen de eigen beroepsgroep, maar ook bij aanpalende partijen, zoals rechtsbijstandverzekeraars, mediators en tuchtrechters. Daarbij werd eens te meer duidelijk dat het advocatenvak van karakter is veranderd. Het is zakelijker geworden. Jan Loorbach: ‘In 1992, ten tijde van de commissie-Bitter, zat er nog iets ritueels en geheimzinnigs achter de advocaat-cliëntrelatie. Zeg maar het mysterie van het nobele ambacht. Dat is er in de afgelopen jaren behoorlijk vanaf gegaan. Die relatie is nu duidelijk een burgerrechtelijke overeenkomst van opdracht. De burgerrechter hanteert een soortgelijke norm voor advocaten als voor architecten, artsen en accountants. Die norm is dat je tenminste moet voldoen aan de professionele standaard die binnen de beroepsgroep geldt.’

Confraterneel

Een van de meest in het oog springende veranderingen betreft de confraternele correspondentie, vastgelegd in de huidige regels 12 en 13. Vrijwel de volledige balie vindt ze achterhaald, aldus Loorbach. ‘Wij stellen de AR voor aansluiting te zoeken bij de gedragsregels voor Europese advocaten, de CCBE. Dat wil zeggen dat communicatie tussen advocaten in beginsel niet vertrouwelijk is, behalve als je daar vooraf een afspraak over maakt.’

De bestaande regels zijn nauwelijks uit te leggen aan cliënten, vindt Loorbach. ‘Stel dat je al een halfjaar hebt gecorrespondeerd met de wederpartij en de cliënt daarvoor inmiddels 5.000 euro aan rekeningen heeft betaald. Dan kun je aan die cliënt niet slijten dat hij enorme honoraria heeft betaald voor correspondentie die in het vervolg van de procedure bij de rechter niet gebruikt mag worden.’

Ook ten aanzien van de confraternele correspondentie speelt het burgerlijk procesrecht een rol. ‘In 2002 zijn er bepalingen gekomen, de exhibitieplicht en de substantiëringsplicht, die het advocaten verplichten dat wat ze weten aan de rechter bekend te maken. Ook de wettelijke regelingen zijn gebaseerd op de gedachte dat je de rechter volledig informeert. Die voorlichting mag je niet blokkeren met de achterhaalde regel van de confraternele correspondentie.’

Provisieverbod

Het provisieverbod is een andere omstreden gedragsnorm. Die blijft bestaan, zij het dat er meer ruimte komt. ‘Het provisieverbod is nu opgenomen als tweede lid van gedragsregel 2, die gaat over de onafhankelijkheid. Eigenlijk kun je het provisieprobleem ook wel koppelsiteprobleem noemen. Het is niet zozeer een kwestie van onafhankelijkheid als wel van kwaliteit.’

Waar provisie momenteel zonder meer verboden is, komt er een nee, tenzij-bepaling. Een advocaat mag een derde partij geen provisie betalen, tenzij vrijheid en onafhankelijkheid zijn gewaarborgd.

‘In sommige gevallen betaalt een advocaat provisie, maar het is de vraag of dat de onafhankelijkheid in het gedrang brengt. Dekens geven aan dat koppelsites vaak slecht werk leveren, dat ze de rechtzoekende een te mooie voorstelling geven van de match met de advocaat. Dat probleem kunnen we niet oplossen met een gedragsinstructie aan de advocaat.’

De onafhankelijkheid van de advocaat is niet alleen in het geding bij bemiddelingssites, zegt Loorbach. Rechtsbijstandverzekeraars en procesfinancierders brengen ook risico’s met zich mee. ‘Het gaat om financiële afhankelijkheid. Die kan ook ontstaan bij het bureau rechtsbijstand, dat om te veel informatie vraagt alvorens toevoegingsvergoedingen uit te betalen. Als je niet uitkijkt, willen procesfinanciers ook meer weten dan een advocaat hoort te geven, gelet op de onafhankelijkheid en de vertrouwelijkheidsrelatie met de cliënt.’

Getuigen

Ook gedragsregel 16, die zegt dat je niet met getuigen moet praten die door de andere partij zijn aangezegd, verandert. ‘Wij hebben vastgesteld dat die bepaling in strijd is met de regels van ‘due process’, met name de ‘equality of arms’. Wanneer een getuige bij de rechter zit en de ene advocaat heeft met hem gesproken, maar de andere niet, dan is de startpositie in zo’n verhoor ongelijk. Dat klopt eigenlijk niet met dat hoge principe van de behoorlijke rechtsgang. Wij hebben gezegd dat in plaats daarvan advocaten van alle partijen grote terughoudendheid aan de dag moeten leggen in het contact met getuigen.’

Gedragsregel 37 wordt wat scherper neergezet. Die regel heeft betrekking op de plicht om mee te werken aan onderzoek door de deken. ‘Wij hebben met een tekstaanpassing willen aangeven dat de deken als klachtonderzoeker en rechtshandhaver van de advocaat medewerking mag vragen en dat de advocaat de plicht heeft die te geven. Dat vroeg om aandacht omdat er in toenemende mate wordt geroepen dat een verdachte toch niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling, het nemo tenetur-beginsel. Dat zwijgrecht geldt niet voor advocaten in geval van disciplinair onderzoek. Je hebt tenslotte vrijwillig ervoor gekozen om deel uit te maken van de beroepsgroep.’

No cure, no pay

No cure, no pay is binnen de Nederlandse advocatuur verboden, in tegenstelling tot in Angelsaksische landen. De commissie-Loorbach komt niet aan dat verbod, om de simpele reden dat het geen deel uitmaakt van de gedragsregels. No cure, no pay is per verordening op de advocatuur (Voda) verboden. Een poging om dat ongedaan te maken, strandde in 2005 op minister Donner, de toenmalige bewindsman op Justitie.

Loorbach: ‘We hebben ons alleen beziggehouden met de betamelijkheidsnorm. Dat is een open norm die moet worden ingevuld. Als iets is geregeld in de verordening, dan is het onttrokken aan die open norm, dan is het gewoon gespecificeerd en moeten wij eraf blijven. Als wij no cure, no pay in de gedragsregels zouden opnemen, zou dat tot wonderlijke kettingreacties leiden.’

Persoonlijk zou de oud-deken het goed vinden als no cure, no pay mogelijk werd. ‘Er zijn veel gevallen dat cliënten er bij gebaat zijn dat ze op die manier toegang tot een advocaat krijgen. Neem een middenstander die door een wanprestatie van een toeleverancier in de schuldsanering terecht is gekomen. Die kan weer boven Jan geraken als hij de zaak wint. Voor een dergelijke professionele partij is toegang tot het recht moeilijk. Stel dat een advocaat zegt: je hoeft me niets te betalen als het misloopt en anders krijg ik twintig procent. Het zou niet gek zijn als dat soort zaken mogelijk wordt.’

Commissie Loorbach snijdt in aantal regels

De commissie Herijking Gedragsregels stelt voor om de bestaande 39 gedragsregels te vervangen door een nieuwe set van 27 regels. Opvallende veranderingen betreffen onder meer de confraternele correspondentie en het provisieverbod. Maar het aantal redactionele wijzigingen is legio, zowel in de regels als in de toelichting.

Zo hanteert de commissie een andere indeling dan voorheen. Alle regels worden ondergebracht in vier paragrafen. De eerste gaat over de maatschappelijke rol van de advocaat, de tweede over de verhouding tot de cliënt, de derde over de relatie tot ‘deelnemers in het rechtsbedrijf’ en de vierde over de verhouding tot de eigen beroepsgroep. Het idee daarachter is dat de gedragsregels daarmee logischer en toegankelijker worden gegroepeerd. Bovendien wordt ‘besmetting’ voorkomen, bijvoorbeeld dat een derde partij zich beroept op een gedragsregel die gaat over de onderlinge verhouding tussen advocaten.

De commissie-Loorbach heeft de nieuwe gedragsregels als advies overhandigd aan de algemene raad van de NOvA. Die is inmiddels een baliebrede consultatie gestart. Via de website van de NOvA kunt u uw mening geven. De algemene raad wil aan de hand van het advies en de reacties in december de nieuwe gedragsregels vaststellen.

De commissie Herijking Gedragsregels (Commissie Loorbach) telt acht leden. Naast voorzitter Jan Loorbach en secretaris Robert Sanders van de NOvA zijn dat Christiaan Alberdingk Thijm (IE-recht, Bureau Brandeis), Henk de Groot (Ondernemingsrecht, Dommerholt), Michelle de Rijke (Energierecht, Bird & Bird), Jonathan Soeharno (Ondernemings- en cassatierecht, De Brauw), Jop Spijkerman (Ondernemingsstrafrecht, Wladimiroff) en Ernst van Win (Arbeidsrecht, DeClercq).

Advertentie