De curator krijgt er een taak bij. Tot dusver hoefde hij er alleen voor te zorgen dat schuldeisers zo veel mogelijk geld terugzien. Vanaf 1 juli moet hij ook fraude opsporen én aangifte doen. Wie betaalt dat extra werk?
Door Kees Pijnappels
De politiek heeft er de nodige tijd voor genomen, maar nu is het dan toch eindelijk zover. Per 1 juli wordt de Wet versterking positie curator van kracht. Feitelijk betreft het een wijziging van de Faillissementswet, eind maart ondertekend door koning Willem-Alexander. Tussen het formele akkoord van de ministerraad en het moment van inwerkingtreding zat ruim twee jaar.
De wetswijziging heeft tot gevolg dat de bevoegdheden van de curator duidelijk(er) worden geformuleerd. Zo worden bestuurders van failliete bedrijven verplicht de curator van de gevraagde informatie te voorzien. Doen ze dat niet, dan lopen ze het risico op strafbaarstelling. Deze verandering verklaart ook de naam van de wet. Het wordt minder aantrekkelijk om verstoppertje te spelen voor de curator, met als achterliggende gedachte dat faillissementsfraude voorkomen of beter bestreden kan worden.
Aangifte
De nieuwe wet geeft de curator niet alleen meer bevoegdheden, maar ook een extra taak. Voorheen moest de curator de boel liquideren ten behoeve van de schuldeisers. Vanaf 1 juli moet hij ook actief onderzoeken of er sprake is van een strafbaar feit, gepleegd door een bestuurder of commissaris van een failliete vennootschap. Vervolgens dient hij de rechter-commissaris te informeren over eventuele onregelmatigheden en op diens verzoek aangifte te doen.
Maar de nieuwe wet bevat ook enkele haken en ogen, zegt Toni van Hees, partner bij Stibbe in Amsterdam en specialist insolventierecht. ‘De curator is er feitelijk voor de crediteuren. De belangen van de crediteuren sporen niet altijd met het belang van fraudeopsporing.’
Volgens Van Hees is het in geval van ‘normale’ faillissementen doorgaans de curator die onderzoek doet naar eventuele malversaties. Dat kost tijd en daarmee geld. ‘Die kosten komen ten laste van de boedel. Uiteindelijk draait de schuldeiser daar dus voor op.’
Bij faillissementen is er in veel gevallen sowieso al weinig of niets te halen. Dat roept de vraag op wie het onderzoek door de curator gaat betalen. Van Hees: ‘Heel veel boedels bevatten geen geld. Het kan dan gebeuren dat de curator kosten maakt zodat Justitie dan strafrechtelijk kan vervolgen.’
Tot dusver is nog niet duidelijk wie die rekening gaat betalen. Volgens Van Hees ligt daar een schone taak voor het ministerie van Veiligheid & Justitie. ‘Als de wetgever graag onderzoek wil, dan moet hij daarvoor ook de middelen verstrekken.’
INSOLAD
Nederland telt ruim achthonderd kantoren met actieve curatoren, meestal in combinatie met de advocatuur. De specialisatievereniging INSOLAD verenigt ongeveer zevenhonderd insolventierechtadvocaten.
Volgens voorzitter Robert van Galen van INSOLAD heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie weliswaar een garantieregeling, maar die biedt niet in alle gevallen soelaas. Met name als de betreffende bestuurder niet over financiële middelen beschikt, heeft het geen zin hem persoonlijk aansprakelijk te stellen. ‘Als een bestuurder geen verhaal biedt, levert een vordering om geld in de boedel te krijgen niets op. De crediteuren hebben daar niets aan.’
De overheid kan in die gevallen niet verwachten dat curatoren dan wel een bestuursverbod gaan vorderen, vindt Van Galen. ‘Het is niet een soort hobby van ons. De crediteuren hebben er evenmin iets aan. Dan ligt het dus voor de hand dat het Openbaar Ministerie een bestuursverbod vordert. Of dat V&J met extra geld komt.’
Dat extra geld komt er vooralsnog niet. Voormalig minister van Veiligheid & Justitie Ard van der Steur zei in december vorig jaar tegen de Tweede Kamer dat hij liever de kat uit de boom kijkt. ‘Ik vind dat je pas kunt spreken van extra kosten als je weet hoe het in de praktijk gaat,’ aldus de bewindsman destijds. De minister beloofde wel met INSOLAD en rechter-commissarissen in gesprek te zullen blijven.
Dit artikel is verschenen in het Advocatenblad van juni 2017.