De vereenvoudiging van het stelsel van griffierechten heeft onbedoelde en ongewenste gevolgen. Dat blijkt uit de Evaluatie Wet griffierechten burgerlijke zaken: de complexiteit van vereenvoudiging, een rapport van het WODC en de Raad voor de rechtspraak. Vrijdag verscheen in het vakblad voor juristen NJB een artikel over het rapport.
De operatie zorgde onder meer voor minder handelszaken. In hoger beroep kwamen – tegen de bedoeling in – juist meer zaken. Onderzoekers spreken over een ‘complexe operatie, met duidelijke kosten, niet zulke duidelijke baten en onvoorziene gevolgen’.
De huidige Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) verving de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz). De Wtbz was volgens de wetgever ‘ingewikkeld, niet transparant, niet consistent en arbeidsintensief’. Het belangrijkste doel van de Wgbz was vereenvoudiging, inzichtelijker tarieven en vermindering van werklast in civiele zaken voor de administraties van gerechten. Hierbij moest de toegang tot de rechter gewaarborgd blijven en de overheidsinkomsten op peil.
Hoogte griffierecht
De bevindingen van de onderzoekers zijn niet positief. De belangrijkste reden voor rechters, medewerkers van de Rechtspraak en juridisch hulpverleners (advocaten, gerechtsdeurwaarders en medewerkers van het Juridisch Loket) om negatief te oordelen over de Wgbz, is de hoogte van het griffierecht.
Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, stelt op de website dat dit onderzoek precies aantoont waar de Rechtspraak bang voor was. ‘We hebben destijds aangegeven dat het riskant is in te grijpen in een goed functionerend systeem. Het belang van goede, toegankelijke rechtspraak is groot. Mensen mogen niet om financiële redenen afzien van een rechtszaak. Met name voor relatief kleine vorderingen zijn de tarieven nu te hoog. Dat mag niet in een rechtsstaat: mensen moeten hun recht kunnen halen.’
Strategisch procedeergedrag
Financiële afwegingen spelen een grote rol bij de beslissing wel of niet een beroep te doen op de rechter, aldus de onderzoekers. De tarieven zijn verhoudingsgewijs het sterkst gestegen in de categorie handelszaken met een financieel belang tussen 500 en 5.000 euro. Als alleen wordt gekeken naar de invloed van het duurder worden van de gang naar de rechter, nam het aantal handelszaken in eerste aanleg met 20 procent af.
Rechters, advocaten en deurwaarders zien sinds de Wgbz daarnaast meer ‘strategisch procedeergedrag’: om minder griffierecht te hoeven betalen, worden bijvoorbeeld vorderingen verlaagd of gesplitst; bij huurvorderingen wordt niet gevraagd om verschuldigde huur, maar om ontruiming van de woning. De frequentie waarmee in handelszaken hoger beroep werd aangetekend nam, doordat deze rechtsgang goedkoper werd, juist met 28 procent toe.
Betalen aan de poort
Ook op andere onderdelen zijn de doelstellingen niet gehaald. De onderzoekers constateren dat met name door de introductie van ‘betalen aan de poort’ de doelstelling van vereenvoudiging en vermindering van de werklast voor de administratie van de gerechten geen werkelijkheid is geworden. De overheidsinkomsten uit griffierechten bleven in de periode 2009-2012 ook niet op peil met de uitgaven aan Rechtspraak, maar stegen veel sterker: 28 procent tegen een stijging van de uitgaven met slechts 5 procent.