Advocaat Peter Plasman pleitte op 23 juni voor inperking van het spreekrecht voor slachtoffers. Het zou in zijn ogen de onschuldpresumptie teniet doen. Dat is onjuist, stelt Stichting LANGZS (Landelijke Advocaten Netwerk Gewelds- en Zedenslachtoffers) in een ingezonden reactie.

‘Zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) herhaaldelijk heeft aangegeven, houdt de onschuldpresumptie tijdens de strafprocedure in dat het publieke ambtenaren niet is toegestaan voortijdig uitspraken te doen over de schuld van de verdachte. Dit geldt niet alleen voor de ambtenaren betrokken bij het proces zelf, maar voor alle vertegenwoordigers van de staat. Dat een slachtoffer in de rechtszaal aangeeft wat de impact van het misdrijf is op het leven van diegene en zijn eventuele mening over de bewijslast en de strafmaat doet daar dan ook niets aan af. De opvatting van Plasman geeft geen blijk van vertrouwen in de kunde van rechter om hier op gepaste wijze mee om te gaan. Met andere woorden, er is wel het vertrouwen dat door de emotie van een verdachte heen geprikt wordt, maar niet door die van het slachtoffer.

Onze stichting heeft sinds de laatste uitbreiding van het spreekrecht aan haar leden gevraagd naar ervaringen met het spreekrecht en heeft vrijwel enkel positieve berichten ontvangen, óók van officieren van justitie, rechters en strafrechtadvocaten. De ongenuanceerde vrees dat een slachtoffer volledig “los kan gaan op de verdachte” is overdreven en onterecht, zeker als een slachtoffer goed begeleid wordt door een advocaat. De noodzaak om los te gaan, als die er al zou zijn, zal er niet zijn als het slachtoffer gelijke rechten krijgt. Het helpt ook enorm als een slachtoffer niet het idee heeft er niet toe te doen en niet als vijfde wiel aan de wagen wordt behandeld. De kritiek van Plasman werkt hierin niet bevorderlijk en kan dit gevoel bij het slachtoffer juist oproepen en versterken. Er was lange tijd sprake van disbalans – het slachtoffer was de vergeten figuur in het strafproces. De uitbreiding van slachtofferrechten, waaronder spreekrecht, brengt dan ook meer evenwicht in het strafproces.

Plasman pleit daarnaast voor invoering van een tweefasenproces. De Wet uitbreiding spreekrecht heeft het echter juist uitdrukkelijk eenvoudiger voor de zittingsrechter gemaakt om een slachtoffer dat uitvoering geeft aan het spreekrecht ter zitting ook als getuige te horen. Anders zou de rechter er pas na de bewezenverklaring door een spreekrechtverklaring achter kunnen komen dat een bepaald slachtoffer (opnieuw) gehoord had moeten worden ten behoeve van de zaak. Dit blijkt ook uit een van de doelen van het spreekrecht die in de memorie van toelichting worden aangedragen: “Voorts was het spreekrecht bedoeld om de informatievoorziening aan de rechter rechtstreeks door het slachtoffer te laten plaatsvinden.”’

Advertentie