Hoe kijkt de tuchtrechter naar de advocaat die optreedt als curator? Mr. X had zich in ‘stevige bewoordingen’ uitgelaten, maar voor een curator was het niet te bont.

Mr. X was curator van een privé-kliniek, het MCA in Amstelveen. De (voormalige) baas maakte het hem niet gemakkelijk. Er was een overnamekandidaat, die voor een doorstart als voorwaarde stelde dat het patiëntenbestand beschikbaar zou blijven. De baas stuurde zijn zoon, die ICT’er was, erop af en die gooide de kliniek uit het systeem – weg patiëntenbestand. Er kwam een kort geding en de baas haalde bakzeil.

Toen een van de artsen bij de curator klaagde over een achterstand in de betaling, deed mr. X een boekje over de baas open: die had hem wat op de mouw gespeld, hij verkocht helaas wel meer kletspraatjes. Volgens mr. X stuurde de baas een agressief incassobureau achter patiënten aan, terwijl die patiënten was beloofd dat ze niets hoefden te betalen. De baas was ‘een blaaskaak’, en het leek er sterk op dat hij ‘lelijk bezig was met graaien, op de inmiddels van hem bekende, rücksichtsloze manier.’ Aldus mr. X.

De baas vond (onder andere) dat mr. X ongefundeerde, kwetsende en schadelijke mededelingen deed en diende een klacht in. Maar de Amsterdamse tuchtrechter is er niet gevoelig voor. Als een advocaat in een andere hoedanigheid – zoals die van curator – handelt, geldt een beperkte toets: is het vertrouwen in de advocatuur geschaad? Volgens de tuchtrechter handelt een advocaat die optreedt als curator niet snel tuchtrechtelijk laakbaar. Een curator heeft te maken met uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen en moet bij het nemen van beslissingen, die vaak geen uitstel kunnen lijden, ook rekening houden met maatschappelijke belangen. Bovendien staat hij onder toezicht van de rechter-commissaris. Die is de eerst aangewezene om te bepalen of een curator zich aan de wet houdt. Een andere curator zou zich misschien in minder stevige bewoordingen hebben uitgelaten, maar daarmee was het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad.

Het lijkt een beetje op de typering van het vak die topcurator Rutger Schimmelpenninck in het Advocatenblad gaf, toen hij midden in het DSB-faillissement zat. ‘Je moet lenig zijn, je bent verantwoordelijk voor de totaliteit, maar je moet je ook in individuele kwesties verdiepen. In de eerste fase ben je een crisismanager, daarna moet je als een soort superprobleemoplosser eindeloos veel verificatie- en andere geschillen oplossen. Je moet durven beslissen, durven doen.’ En: ‘Je relativeert het juridische, je houdt rekening met de commercie, de psychologie en de publiciteit.’

Kortom: als curator ben je een duizendpoot, en hoe al die pootjes lopen, daar vindt de tuchtrechter niet snel iets van.

De klacht werd ongegrond verklaard, maar beroep staat nog open.

Door Trudeke Sillevis Smitt

Advertentie