Tussen advocaten is het not done om de rechter nog iets toe sturen als de zaak klaar ligt om uitspraak te doen, tenzij de wederpartij daarmee akkoord gaat. Maar in hoeverre heeft de (tucht)rechter daar boodschap aan? Het is een van die wringende dingen die zich voordoen als verschillende regimes over dezelfde materie heersen.
Het mag niet van de gedragsregels, nog snel iets aan de rechter sturen als de zaak voor uitspraak staat – tenzij de wederpartij ermee akkoord gaat. Zie het tweede lid van gedragsregel 15. Dus toen mr. X het Hof van Discipline na de sluiting van de behandeling zomaar een uitspraak van het Gerechtshof stuurde, schoot dat de klagers in het verkeerde keelgat. En toen de griffier van het Hof van Discipline partijen vervolgens berichtte dat in principe op na de zitting ingekomen stukken geen acht werd geslagen, maar dat de wederpartij zou mogen reageren als het stuk toch werd geaccepteerd, gooide men er een wraking tegenaan. Volgens klagers hadden de leden van het Hof de schijn van partijdigheid op zich geladen door feitelijk kennis te (willen) nemen van het nagezonden stuk.
Die wraking mislukt. Wraking in het tuchtrecht werkt hetzelfde als in het strafrecht (artikel 56 lid 6 Advocatenwet en 512 Strafvordering). Als advocaten de gedragsregels schenden kun je dat niet aan het Hof van Discipline als wrakingsgrond tegenwerpen, zegt het hof. Klagers vonden dat het hof de uitspraak ongezien had moeten retourneren, maar dat miskent de eigen verantwoordelijkheid van de rechters. Die moeten onderzoeken of er reden is om de zaak te heropenen. In het onderhavige geval was die reden er niet, dus het stuk was uiteindelijk niet aan het dossier toegevoegd.
Wraking afgewezen, case closed. Maar er zal zich er wel weer eentje hebben geopend waarin klagers mr. X verwijten dat hij gedragsregel 15 lid 2 met voeten heeft getreden.
Het blijft een beetje gek dat je als de wederpartij zich verzet niet naar de rechter mag met een mededeling die die rechter wel in ontvangst wil nemen. Waarom niet een toevoeging in de trant van: ‘tenzij de cliënt daar groot belang bij heeft’? Maar in het voorstel van de Commissie Loorbach blijft de regel onveranderd bestaan.
Door Trudeke Sillevis Smitt