De Raad van Discipline in Amsterdam heeft een advocaat voor de duur van 26 weken, waarvan 24 weken voorwaardelijk, geschorst.
Volgens de deken van de Orde van Advocaten in Noord-Holland handelde de advocaat in strijd met artikel 46 Advocatenwet. De advocaat zou de deken op verschillende momenten en op verschillende manieren willens en wetens hebben voorgelogen. Onder meer over het moment waarop de werkzaamheden voor de cliënt, die een klacht bij de deken heeft ingediend, zijn beëindigd en over correspondentie met de deken over de klacht van de cliënt.
De raad verklaart het dekenbezwaar gegrond. Volgens de raad zijn met name de kernwaarden vertrouwen en integriteit in het geding en dat valt de advocaat ernstig te verwijten. Hierbij speelt mee dat de advocaat heeft toegegeven het vertrouwen en de integriteit te hebben geschonden. Als verklaring noemt hij psychische klachten als gevolg van tientallen civiele procedures en klachtprocedures die zijn voormalige collega tegen hem heeft aangespannen.
De raad ziet onvoldoende concrete aanwijzingen voor een correlatie tussen zijn psychische problemen en het onjuist voorlichten van de deken. ‘Van belang is hierbij dat er in de afgelopen jaren verschillende tuchtklachten over de advocaat zijn ingediend en dat hij zich daarbij nooit van dergelijk gedrag heeft bediend. Er is kortom kennelijk geen sprake van een patroon.’