Een camera aan hebben staan als de deken op bezoek komt betaamt een redelijk handelend advocaat niet. Dat is het oordeel van de raad van discipline Den Haag na een klacht van de Rotterdamse deken. De filmende advocaat handelde volgens de raad in strijd met gedragsregel 36.
De advocaat en de deken zouden een bespreking hebben op het kantoor van de betrokken advocaat. De camera liep al toen de deken de bespreekkamer binnenkwam. Bezwaren van de deken tegen de opname negeerde de advocaat. Hij was niet bereid de opnames achterwege te laten. De deken had naar aanleiding van dit voorval een klacht ingediend. Hier werd volgens de deken gedragsregel 36 overtreden: het is advocaten immers niet toegestaan, zonder mededeling vooraf aan degene met ze spreken, de inhoud van een gesprek op een geluidsdrager vast te leggen.
De wens om in de gegeven omstandigheden het gesprek met de deken überhaupt op te willen nemen getuigt volgens de raad ‘van een mate van wantrouwen jegens de deken die een redelijk handelend advocaat niet past’. Dat de camera al was ingeschakeld en dat de advocaat niet toegaf aan de bezwaren van de deken om opgenomen te worden is naar het oordeel van de raad onfatsoenlijk en niet zoals een redelijk handelend advocaat betaamt. De advocaat had de deken eerst op de hoogte moeten stellen én toestemming moeten vragen; wat hij nu gedaan heeft is tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Bovendien heeft de advocaat met deze gang van zaken bewerkstelligd dat de deken zijn toezichthoudende taak niet kon uit oefenen. Toen de filmende advocaat de camera weigerde uit te zetten zag de deken zich immers genoodzaakt te vertrekken. Zo handelde verweerder dus naast gedragsregel 36 ook in strijd met gedragsregel 37.
Het komt de advocaat op een schorsing van vier weken te staan.
Nathalie Gloudemans-Voogd