‘Het advocatentuchtrecht heeft zich ontwikkeld tot een tweestromenland waarbij handhaving en disciplinair toezicht op advocaten naast een bijna accusatoir partijenproces is komen te staan.’ Dat stelt promovendus Robert Sanders in zijn proefschrift Orde en discipline waar hij vrijdag op promoveert aan de Universiteit van Amsterdam.
Sanders heeft gekozen voor een historische benadering van het advocatentuchtrecht. ‘Het huidige stelsel is immers grotendeels een erfenis van de Franse overheersing van ons land, nadien gemodelleerd door de beleidsuitgangspunten van de Nederlandse wetgever en beginselen die in de (tucht)rechtspraak zijn ontwikkeld.’
Sanders concludeert dat het accent sterk is verschoven. ‘Van de oorspronkelijke bedoelingen van Napoleon om advocaten in het kader van de openbare orde te disciplineren naar de tuchtrechter in de huidige tijd die veel meer oog heeft gekregen voor kwaliteitstoetsing.’
In zijn proefschrift gaat Sanders onder meer in op de vraag welke belangen door het tuchtrecht worden gediend. Vragen die aan de orde komen: gaat het louter om de handhaving van de orde en discipline binnen een bepaalde groep? Is het tuchtrecht een middel van kwaliteitsbewaking? Of biedt het degenen die een klacht indienen de mogelijkheid om voor hun particuliere belangen op te komen?
Voor het advocatentuchtrecht staat het waarborgen van het publieke belang van een behoorlijke beroepsuitoefening naast het groepsbelang van de advocatuur. Ook het belang van de particuliere klager en het belang van adequate rechtsbescherming voor de betrokken advocaat spelen een rol. Sanders onderzocht de verhouding tussen die verschillende belangen aan de hand van de tuchtnorm, de tuchtsancties, de toegang tot de tuchtprocedure en de rechtsbescherming die binnen die procedure wordt geboden.