Het mag zonder twijfel een unicum heten: drielingzussen, alle drie hoogleraar in het recht. In gesprek met Elaine, Vanessa en Chantal over hun vak.

Door Francisca Mebius

Het getal drie heeft een bijzondere symbolische betekenis, zeker in het recht. Driemaal is scheepsrecht, wil het gezegde. In vervlogen tijden werd driemaal per jaar een rechtszitting gehouden, van drie dagen. Op een veiling moet nog steeds drie keer worden geboden: eenmaal, andermaal, verkocht!

De zusjes Mak (38) ervaren de symbolische macht van het getal drie niet zo sterk. Zelf noemen Elaine, Vanessa en Chantal het vooral toeval dat ze allemaal voor een juridisch-academische carrière kozen. De liefde voor het recht werd ze niettemin met de paplepel ingegoten. Aannemer en projectontwikkelaar vader Mak besloot op zijn veertigste, tijdens de vroege jeugd van de drieling, een avondstudie rechten te gaan doen. Daarna startte hij in Rotterdam zijn eigen sociale praktijk. Zijn vrouw deed het secretariaat.

‘We hebben dat heel bewust meegemaakt,’ vertelt Vanessa vanuit het kantoor van haar zus in Utrecht. ‘Onze vader deed vooral vreemdelingenrecht en daarbij jeugdstrafrecht. Hij vertelde er veel over tijdens het avondeten. We vonden het mooi om te zien dat onze ouders zich inzetten voor mensen die het hard nodig hebben. Het was zwaar en je moet lef hebben om dat op die leeftijd te gaan doen. Dat heeft ons wel geïnspireerd om ook rechten te gaan studeren.’

De zussen gingen na hun afstuderen aan de Erasmus Universiteit in 2001 (allemaal cum laude in de richting van privaatrecht en internationaal recht) hun eigen weg. Om uiteindelijk op een leerstoel aan een van Nederlands universiteiten terecht te komen. Ondanks dat ze alle drie op een andere universiteit werken en in verschillende woonplaatsen wonen, zien de zussen elkaar geregeld. ‘Maar meer om met elkaar te shoppen of te borrelen dan met elkaar te sparren over juridische zaken en onze individuele onderzoeken.’

Wisselwerking

Chantal, sinds 2015 hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Amsterdam, houdt zich voornamelijk bezig met de wisselwerking tussen nationale rechtspraak en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Ze kijkt onder meer naar de vraag in hoeverre rechtsvorming door de rechter democratisch gelegitimeerd kan worden.

‘Het privaatrecht laat redelijk wat ruimte wat betreft de verhoudingen tussen particulieren. Het Burgerlijk Wetboek geeft de grenzen aan van wat partijen kunnen afspreken. Mijn onderzoek gaat over de publieke dimensie van deze partijautonomie. Dus in hoeverre moet je in een verhouding tussen particulieren ook rekening houden met het algemeen belang en de bescherming van grondrechten?’

Het onderzoek van zus Vanessa, die sinds 2014 hoogleraar privaatrecht is aan de Tilburg University, handelt over vraagstukken van economische regulering waar het privaatrecht ook een rol in heeft. ‘Ten dele is privaatrecht economisch recht, omdat regels van contractenrecht, aansprakelijkheidsrecht of eigendomsrecht een weerslag zijn van politieke keuzes die door wetgevers zijn gemaakt. De ene private partij krijgt iets toebedeeld en de ander niet. Ik ben geïnteresseerd in hoe die keuzes zich verhouden tot ongelijkheidsvraagstukken in de samenleving.’

Vanessa verdiept zich met name in economische regulering en privaatrecht in verband met de sharing economy. ‘Partijen als Airbnb of Uber vind ik heel interessant. Waar consumenten normaal gesproken diensten en goederen afnemen van professionele aanbieders doen ze dat nu van andere consumenten. Op dit soort overeenkomsten is het consumentenrecht niet van toepassing en er is dus geen wettelijke bescherming. Dat is zorgwekkend. Je kunt je afvragen of er niet nieuwe regels moeten komen om daar wat aan te doen.’

Elaine onderzoekt sinds vorig jaar vanuit haar leerstoel Encyclopedie en Rechtstheorie aan de Universiteit Utrecht de ontwikkeling van rechtspraakculturen binnen de Europese Unie. ‘Wat is de rol van de rechter en hoe is het gesteld met de ontwikkeling van tradities van de rechtspraak? En uiteindelijk: hoe kunnen rechters uit verschillende lidstaten beter met elkaar samenwerken?’

De Utrechtse oratie van Elaine ging onder meer over de eisen die aan juristen worden gesteld vanuit de ontwikkeling van professionalisme. ‘Wanneer je kijkt naar de vraag wat juristen moeten kennen en kunnen om een bepaald juridisch beroep uit te oefenen dan zie je dat de laatste jaren met name organisatorische ontwikkelingen van invloed zijn. Effectiviteit en efficiency zijn voorop komen te staan. Dat zie je ook in de advocatuur en dat heeft een weerslag op de individuele advocaat. Als advocaat in een groot kantoor moet je je afvragen wat de organisatie van je verwacht. Soms heb je meer tijd nodig voor een zaak. Dat brengt spanning met zich mee en kan leiden tot ethische dilemma’s.’

Wat betekent dat voor aankomend juristen?
Elaine: ‘Toekomstige juristen moeten hierop worden voorbereid. Ze moeten zowel een plaats binnen een organisatie in kunnen nemen als met complexe maatschappelijke vraagstukken om weten te gaan. Dat verklaart ook de opleidingen met een meer interdisciplinaire invalshoek, zoals University College in Utrecht en het Global Law Program in Tilburg. Opleidingen moeten naar mijn idee multidimensionaal zijn. Die verandering is gaande, maar het kan beter.’

Vanessa: ‘Er is ook een andere stroming. Advocaten en andere juristen die zeggen dat het veel beter is als studenten eerst een goede opleiding krijgen in klassieke rechtsgebieden. In Tilburg zijn we steeds aan het kijken hoe we deze twee ideeën met elkaar kunnen verbinden.’

Het eerst goed opleiden binnen klassieke rechtsgebieden is ook de gedachte achter het civiel effect. Hoe kijken jullie daar tegenaan?
Chantal: ‘Voor studenten die een interdisciplinaire bachelor doen en dan al weten dat ze de praktijk in willen, is het op dit moment vanwege de civiel-effecteisen soms handiger om over te stappen naar een volledige rechten-bachelor.’

Vanessa: ‘Je ziet dat advocatenkantoren brede internationale opleidingen als University College heel interessant vinden. Deze waardevolle studenten lopen na het afstuderen tegen het civiel effect aan en kunnen niet aan de slag als advocaat. Dat moet anders.’

Elaine: ‘Ik weet niet of we in de toekomst moeten vasthouden aan de eisen van het civiel effect. Grote kantoren willen ook een econoom aan kunnen nemen als die uit de voeten kan met advocatenwerk.’

En het idee van de NOvA om ook een toelatingstoets voor de beroepsopleiding voor advocaten in te voeren?
Elaine: ‘Een toelatingstoets correspondeert niet met het civiel effect. Ik vind het gek als de toelatingstoets naast het civiel effect gaat gelden.’

Vanessa: ‘Er moet inderdaad een keuze worden gemaakt. In de Verenigde Staten doe je een bar exam als je de advocatuur in wilt. In Engeland kun je na een studie geschiedenis en een eenjarige conversion course een training tot advocaat volgen. Dat werkt ook. Die systemen stellen één eis en wij zouden straks twee eisen hebben. Dat is vreemd.’

Elaine: ‘Maar het civiel effect geldt alleen voor juristen die een togaberoep willen uitoefenen. Als universiteit zijnde is het goed om na te denken hoe we alle toekomstige juristen het best kunnen bedienen. Ik vind dat er vanuit de praktijk te snel wordt gedacht dat wij mensen afleveren die direct inzetbaar zijn. Wat mij betreft, legt de universiteit een basis en moet daarin ruimte zijn voor differentiatie. Studenten die een goede klassieke jurist willen worden, moeten hiertoe de mogelijkheid hebben. Daarnaast moet er ruimte zijn voor specialisaties en interdisciplinaire opleidingen voor juristen die zich meer zien werken in een omgeving waarin die kennis en kunde van waarde zijn.’

Wat zijn jullie eigen ambities?
Elaine: ‘Ik zou mijn werk aan de universiteit over niet al te lange tijd willen combineren met de rechterlijke macht. Daarmee kun je nog directer een maatschappelijke bijdrage leveren. Ik kan dan bijdragen aan de rechtspraak, maar ik kan ook beter onderwijzen als ik in de praktijk heb ervaren hoe het is om zaken af te doen.’

Vanessa: ‘Dat heb ik ook voor ogen. Je wilt geen studeerkamergeleerde worden. Je moet voeling hebben met wat er in de maatschappij gebeurt.’

Chantal: ‘Zelf geef ik regelmatig cursussen voor de rechterlijke macht. In de komende jaren wil ik me verder richten op nieuwe onderzoeksprojecten en onderzoeksbeleid.’

Jullie hebben geen van drieën kinderen. Heeft dit te maken met de hoge werkdruk?
Vanessa: ‘Je ziet bij vrouwen in de wetenschap dat kinderen vaak laat komen, maar zeg nooit nooit.’

Elaine: ‘Het combineren van werk en privé is lastig in de wetenschap. Er zijn onbedoeld toch vaak obstakels voor vrouwen om een gezin te stichten. Binnen bijvoorbeeld de rechterlijke macht is dat anders. Dat kun je gemakkelijker parttime doen.’

Chantal: ‘Feit blijft dat er te weinig vrouwen op hoge posities zitten in de wetenschap.’

Zijn er meer maatregelen nodig?
Elaine: ‘Er worden wel maatregelen genomen om de positie van vrouwen gelijk te trekken met die van mannen. Zo kennen we hier in Utrecht bijvoorbeeld de maatregel dat vrouwen na hun zwangerschapsverlof vrijstelling krijgen van onderwijs, zodat ze aan hun publicaties kunnen werken. Het gaat niet vanzelf. Als we gewoon maar afwachten, duurt het meer dan honderd jaar tot er evenveel vrouwen als mannen op hoge posities in de wetenschap werken.’

Vanessa: ‘Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Van onze generatie zitten er al veel meer vrouwen op hoge posities. Er is ontwikkeling, maar een beetje stimuleren kan geen kwaad.’

Chantal: ‘Jonge vrouwen die nu studeren, moeten weten dat er goede voorbeelden zijn binnen de wetenschap en de advocatuur. Het is belangrijk dat ze weten dat het niet ophoudt bij de rol van advocaat-medewerker als ze een gezin willen stichten.’

Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak?
Elaine: ‘Nederland staat hoog op de internationale lijstjes. Als er incidenten zijn, is er ineens veel discussie. Neem rechterlijke dwalingen, zoals bij de Schiedammer parkmoord of de zaak van Lucia de Berk. Op institutioneel niveau is de kwaliteit goed. Er is niet zoveel mis met onafhankelijkheid en onpartijdigheid.’

Chantal: ‘Als je kijkt naar Europees recht dan zijn nationale rechters cruciaal voor de effectieve waarborging van de rechten die burgers aan het Unierecht ontlenen. Nederlandse rechters zijn hier ver in gevorderd en actief mee bezig. Zij kijken heel serieus naar de vraag hoe je Europees recht inpast in nationaal privaatrecht. Dat is niet altijd vanzelfsprekend.’

Elaine: ‘Punt van aandacht is of rechters voldoende gespecialiseerd zijn om op bepaalde rechtsgebieden zaken goed te behandelen. De specialisatie in rechterlijke organisaties, zoals de Ondernemingskamer, is ontstaan vanuit deze gedachte. Rechters moeten voldoende kennis en ervaring opdoen met dat soort moeilijke zaken. Vanuit de advocatuur zie je dat er al veel meer specialisatie heeft plaatsgevonden.’

Chantal: ‘De Europese Commissie investeert daar momenteel fors in. Er worden subsidies verstrekt om rechters goede bijscholing te geven.’

En de toegang tot het recht? Moet de rechtspraak een service zijn voor burgers, zoals een onlangs verschenen rapport van HiiL stelt?
Elaine: ‘Natuurlijk moet rechtspraak er voor burgers zijn, maar op institutioneel niveau zitten daar keuzes in. De vraag is welke zaken bij de rechter moeten komen. Uiteindelijk wordt een heel klein percentage van de geschillen door de rechter afgedaan. Dat is niet per se slecht. Rechtspraak is niet alleen een service, maar ook een rechtsstatelijke institutie die een rol heeft in onze samenleving. Deze is er ook om sturing te geven aan de ontwikkeling van het recht.’

Vanessa: ‘De vraag is of de rechtzoekende altijd toegang moet hebben tot de rechter. Of kan een goed alternatief wellicht ook volstaan? Dat we geschillencommissies hebben is gunstig, maar de vraag is of dat een volwaardig alternatief is voor de rechtspraak. Daar bestaan twijfels over, onder andere omdat onvoldoende zicht is op de kwaliteit van uitspraken van geschillencommissies.’

Elaine: ‘Alternatieven moeten wel voldoen aan bepaalde rechtsstatelijke en wettelijke minimumeisen.’

Chantal: ‘Ik vind dat we er altijd voor moeten blijven zorgen dat de rechter voor iedereen bereikbaar is of er nu goede alternatieven zijn of niet.’

Elaine: ‘Discussies zoals laatst met Fred Teeven moet je in elk geval niet hebben. Gefinancierde rechtsbijstand is heel belangrijk. Er moet voldoende ondersteuning zijn om de toegang tot het recht te waarborgen.’

Vanessa: ‘Ook door de snelle digitalisering is er een groot risico op ongelijkheid van mensen die niet om kunnen gaan met digitalisering. Dat is zorgwekkend.’

Maken jullie je zorgen over de Nederlandse rechtsstaat?
Vanessa: ‘Nee, we hebben het heel goed. We hebben een democratie die goed functioneert, een samenleving die stevig staat met een gefundeerde rechtspraak.’

Elaine: ‘Ik maak me meer zorgen over Polen, Hongarije of de Verenigde Staten. Het is belangrijk dat we er in Nederland aan blijven werken om de rechtsstaat in stand te houden. We zijn onderdeel van de EU waarin lidstaten zitten waar de rechtsstaat ineens hard achteruit gaat. Een goed functionerend systeem kan met een politieke verandering snel wegzakken.’

Chantal: ‘Wat we van andere landen kunnen leren, is dat de rechtsstaat geen rustig bezit is. Het is belangrijk dat we ons dat realiseren.’

Prof. mr. Vanessa Mak (38)

  • Functie: hoogleraar Nederlands en Europees verbintenissenrecht aan de Tilburg University
  • Onderzoek: rechtsvorming in het privaatrecht, met name economische regulering en privaatrecht in verband met de sharing economy
  • Eerdere onderzoeken: proefschrift aan Oxford (Performance-oriented remedies in European sale of goods law)
  • Nevenfuncties: vicedecaan onderzoek Tilburg Law School

Prof. mr. Elaine Mak (38)

  • Functie: hoogleraar Encyclopedie en Rechtstheorie aan de Universiteit Utrecht
  • Onderzoek: de ontwikkeling van rechtspraakculturen binnen de Europese Unie
  • Eerdere onderzoeken: hoe gaan rechters om met managementdenken en de invloed van globalisering
  • Vorige functie: bijzonder hoogleraar Empirische studie van het publiekrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Prof. mr. Chantal Mak (38)

  • Functie: hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Amsterdam
  • Onderzoek: de wisselwerking tussen nationale rechtspraak en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie
  • Eerdere onderzoeken: doorwerking van grondrechten in het contractenrecht
  • Nevenfuncties: onderzoeksdirecteur van de rechtenfaculteit van de UvA

Dit artikel is ook verschenen in het Advocatenblad van september 2017.

Advertentie