Wordt het geplaagde ministerie van Veiligheid en Justitie opgesplitst en krijgt het ministerie van Binnenlandse Zaken weer zeggenschap over de politie? D66 en ChristenUnie willen dat graag, maar niet iedereen loopt warm.
Door Maarten Bakker
Na de publicatie van het tweede rapport van de commissie-Oosting over de Teevendeal vorig jaar mei klonk de roep om de opsplitsing van het ministerie weer luid en duidelijk op het Binnenhof. De oud-ombudsman concludeerde dat er chaos heerst op het departement, dat de ambtelijke top geen regie voert. Het vernietigend oordeel van Oosting kwam boven op eerdere ophef over de bezuinigingen op de rechtsbijstand, het disfunctioneren van het OM, de financiële tekorten bij de rechtspraak en de problemen bij de Nationale Politie.
‘We zien dat sinds de VVD dit monsterdepartement in 2010 creëerde er heel veel zaken misgaan,’ zei SP-justitiewoordvoerder Van Nispen naar aanleiding van de bevindingen van Oosting. Fractievoorzitter Segers van de ChristenUnie viel hem bij. ‘Het ministerie van Veiligheid en Justitie moet echt weer het ministerie van de rechtsstaat worden,’ meende hij. Het beheer over de politie – de organisatorische taken en de budgetverdeling – diende terug te gaan naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). D66-fractievoorzitter Pechtold van D66 was het daarmee eens. Hij meende dat Veiligheid en Justitie onder leiding van de VVD een ‘persberichtenkanon’ was geworden. Ook de NOvA heeft herhaaldelijk laten weten niet gelukkig te zijn met het duo-departement.
Strafrechtketen
Toenmalig minister Van der Steur wilde vorig jaar niets weten van een afsplitsing van het beheer van de politie. In een brief aan de Eerste en Tweede Kamer schreef hij in juli 2016 dat een overheveling geen oplossing biedt voor de problemen waarmee de politie kampt. Voor de samenhang in het beleid van het departement zou het noodzakelijk zijn dat het korps bij Veiligheid en justitie blijft. De politie is niet alleen de ‘beginschakel’ van de strafrechtketen maar ook van de vreemdelingenketen en de executieketen.
Deze opvatting wordt gedeeld door Cyrille Fijnaut. De hoogleraar Criminologie en Strafrecht had in 2012 nog felle kritiek op de vormgeving van de Nationale Politie, maar hij vindt wel dat het korps thuishoort bij het ministerie. ‘Justitie is van oudsher het politiedepartement,’ zegt hij. Fijnaut deelt de conclusie van de commissie-Oosting dat het flink mis is op Veiligheid en Justitie. ‘Het ministerie is gedesorganiseerd. Op het niveau van directeuren en directeuren-generaal ontbreekt het aan vakkennis. Het ministerie kwam in handen van mensen die geen sjoege hebben van politiewerk.’ Om de knowhow terug te brengen, zou de Nationale Politie juist veel meer een onderdeel moet worden van het departement. ‘Het korps moet geen zelfstandige dienst zijn, maar een soort buitendienst van Veiligheid en Justitie.’
De pleidooien voor de splitsing van het ministerie worden door Fijnaut getypeerd als ‘onnozel’. ‘Ik heb nog geen samenhangend verhaal voor de ontvlechting gelezen, het zijn alleen maar snapshots.’ Hij vindt het een slechte zaak als Veiligheid en Justitie door de ophef en verontwaardiging over de Teevendeal wordt opgesplitst. ‘Dan wordt het speelbal van de emoties.’
Rechtsstatelijk
De pleidooien voor de opsplitsing van het ministerie klonken echter al voordat de commissie-Oosting vorig jaar haar tweede rapport publiceerde. Minister van BZK Ronald Plasterk (PvdA) zei in oktober 2015 dat de ‘rechtsstatelijke’ taak en de ‘veiligheidstaak’ van het ministerie van Veiligheid en Justitie wel uit elkaar getrokken konden worden. Jeroen Recourt, de toenmalige PvdA justitiewoordvoerder, zinspeelde dat najaar in de Tweede Kamer ook op een terugkeer van de politie naar BZK. Het takenpakket van de twee bewindslieden op het ‘superministerie’ van Veiligheid en Justitie was te uitgebreid geworden, het was niet meer ‘te behappen’. ‘In een volgend kabinet moet het anders,’ zei Recourt in 2015.
Bij de huidige kabinetsformatie zit de gedecimeerde PvdA-fractie niet aan tafel, maar wel de ChristenUnie en D66. Volgens D66-senator Thom de Graaf hoeft het niet moeilijk te zijn om het beheer van de politie weer te stallen bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. ‘Met een simpele pennenstreek is het directoraat-generaal in 2010 van BZK naar Veiligheid en Justitie gegaan. Dan kan het ook met een simpele pennenstreek weer terug.’
Gemeentebesturen
In 2015 werd een motie van De Graaf voor de opsplitsing van het ministerie van Veiligheid en Justitie aangenomen door de Eerste Kamer, waarin de minister al de opdracht kreeg voorbereidingen te treffen voor de terugkeer van de politie naar BZK in de nieuwe kabinetsperiode. Thom de Graaf vindt dat het huidige ministerie van Veiligheid en Justitie te veel gericht is op het strafrecht en criminaliteitsbestrijding. De handhaving van de openbare orde, onder leiding van de regioburgemeesters, komt er bekaaid af, terwijl dat toch ook een taak is van de politie. ‘Ik heb het zelf meegemaakt dat alle blikken bij de regionale eenheid van de politie op Den Haag werden gericht,’ zegt De Graaf, die tot 2012 burgemeester van Nijmegen was. Hij verwacht dat als BZK weer het beheer van de politie krijgt, ook de wensen van de burgemeesters beter gehoord gaan worden. ‘Bij dat departement liggen immers de contacten met de gemeentebesturen.’
De Graaf bestrijdt dat het ministerie van Veiligheid en Justitie van oudsher hét politiedepartement is. ‘De politie is als organisatie ontstaan op lokaal niveau. BZK had altijd al een vinger in de pap bij de voormalige gemeentepolitie. De spreiding van de zeggenschap over twee departementen zorgde voor een balans. Die is nu zoek.’ Er zijn onvoldoende ‘checks-and-balances’ die voorkomen dat het ministerie van Veiligheid en Justitie te machtig wordt, aldus De Graaf.
‘Burgemeesters klagen niet voor niets dat ze te weinig politieagenten krijgen,’ vult zijn partijgenote Magda Berndsen aan. Ze meent dat het ministerie van Veiligheid en Justitie te ver afstaat van de alledaagse politiepraktijk. Personeelsuitwisselingen tussen het departement en de politie vinden niet meer plaats, weet ze. Bij BZK gebeurde dat nog wel. Berndsen was burgemeester van Beverwijk, korpschef in Regio Gooi en Vechtstreek, en D66-justitiewoordvoerder in de Tweede Kamer tot najaar 2015. In 2010 waarschuwde ze al dat het ‘superministerie van V en J’ te groot werd.
Bestuurlijke drukte
Ernst Hirsch Ballin was driemaal minister van Justitie voor het CDA, het laatst tussen 2007 en 2010, en in die periode was hij ook acht maanden minister van BZK. Als ervaringsdeskundige is hij gekant tegen verhuizing van de politie naar BZK. ‘Het punt dat het ministerie van Veiligheid en Justitie te groot zou zijn geworden, vind ik niet overtuigend,’ zegt hij. ‘Het komt veel meer aan op de manier van functioneren dan op de grootte.’
Net als Fijnaut beschouwt Hirsch Ballin het ministerie van Justitie als het echte politiedepartement. ‘Justitie was altijd eerstverantwoordelijke voor de Politiewet. Pas in 1998 kreeg BZK rechtstreekse beheerstaken over de landelijke politiediensten,’ zegt hij. Dat leidde volgens hem wel tot veel bestuurlijk drukte. ‘Ik heb in mijn tweede periode op Justitie prettig samengewerkt met de toenmalige minister Ter Horst van BZK, maar we moesten wel heel veel overleggen met elkaar.’ Volgens hem is het ministerie van Justitie heel goed in staat om alleen het beheer over de politie te voeren.
‘Het departement is nog altijd het ministerie van de rechtsstaat,’ meent hij. Omdat veiligheid een integraal onderdeel is van die rechtsstaat, hoeft dat van Hirsch Ballin niet apart vermeld te worden in de naam van het ministerie. Hij vindt bovendien dat het Haagse departement en de korpsleiding van de Nationale Politie zich niet te veel moet ontpoppen als een ‘beleidsmachine’. De oud-bewindsman is er voorstander van dat op regionaal niveau de politie krachtig aangestuurd wordt, door de burgemeester én de hoofdofficier van justitie als vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Die lokale en regionale inbedding zorgt er zijns inziens voor dat het ministerie van Veiligheid en Justitie niet te machtig wordt. ‘Het OM moet natuurlijk ook altijd weer gecontroleerd worden door de rechter. Dat is voor mij het allerbelangrijkst.’
Het superministerie op de formatietafel
De toekomst van het ministerie is een van de onderwerpen waarover de onderhandelaars van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie beslissen. De laatste twee zeiden in hun verkiezingsprogramma’s de politie onder te willen brengen bij Binnenlandse Zaken. Het CDA toonde zich daartegen.
Binnen de VVD leven verschillende opvattingen. Premier Rutte heeft zich tot dusver geen voorstander getoond van het opknippen van het ministerie. Justitiewoordvoerder Foort van Oosten van de VVD in de Tweede Kamer wil dat in elk geval de strafrechtketen, inclusief de politie, bij het ministerie blijft. Zijn fractievoorzitter Halbe Zijlstra opperde vorig jaar dat het vreemdelingenbeleid dan mogelijk bij een ander ministerie ondergebracht kan worden. Annemarie Jorritsma, fractievoorzitter van de VVD in de Eerste Kamer, liet zich in december 2015 ontvallen dat de politie beter onder BZK kan vallen.
Een optie voor de onderhandelaars is ook, hoewel er weinig over wordt gesproken, om economisch gerelateerde onderwerpen weg te halen bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Alles wat met privaatrecht, handelsrecht en faillissementsrecht te maken heeft, zou naar het ministerie van Economische Zaken kunnen. Op die manier wordt het superministerie toch afgeslankt, maar zonder al te veel impact. SP-woordvoerder Michiel van Nispen vindt dat weer een slecht idee. ‘Het economisch belang komt dan te veel voorop te staan, terwijl faillissementen toch ook een sociale kant kennen.’
Dit artikel is ook verschenen in het Advocatenblad van september 2017.