Strafpleiter en tbs-specialist Job Knoester is het eens met rechter Han Jongeneel dat niet meewerken aan tbs-onderzoek verkeerd kan uitpakken voor verdachten. Maar als de tbs verbeterd wordt, wordt die ook minder geweigerd, vindt hij.

Door / Job Knoester

Niet meewerken aan tbs-onderzoek kan verkeerd uitpakken is de kop van het opiniestuk dat rechter van de Rechtbank Amsterdam Han Jongeneel op persoonlijke titel publiceerde.

Het voeren van debat op deze wijze valt toe te juichen. Jongeneel signaleert dat verdachten ter zitting verklaren op advies van hun advocaat geweigerd hebben mee te werken aan gedragskundige onderzoek. Hij gaat ervan uit dat advocaten daadwerkelijk een dergelijk advies geven en zoekt antwoord op de vraag of dat verstandig is.

Advies strafpleiters

Een strafrechtadvocaat zal er niet goed aan doen zijn cliënt zonder meer te adviseren te weigeren aan gedragskundige rapportages mee te werken om tbs te voorkomen. Wel zal de strafpleiter zijn cliënt dienen voor te lichten over de voor- en nadelen van tbs.

Om dit goed te kunnen doen is veel kennis nodig van de behandelmaatregel. Het is onvoldoende om op de hoogte zijn van wetgeving en rechtspraak. Een advocaat zal goed op de hoogte moeten zijn van het reilen en zeilen in tbs. Hoe succesvol is tbs in zijn algemeenheid? Hoe lang duurt tbs gemiddeld? Zien deze cijfers op de gehele tbs-behandeling of een deel van de tbs-behandeling? Hoe verloopt de behandeling? Hoe om te gaan met strubbelingen in de behandeling? Wat te doen als een tbs’er betrokken is bij een incident? Hoe raakt dat zijn behandeling? Wanneer moet een driegesprek of een zorgconferentie worden georganiseerd? Is een overplaatsing verstandig? Hoe kom je van de long-stay af?

Al dat soort vragen raken de duur en voortgang van een tbs-behandeling. Een verdachte heeft het recht om te weten waar tbs over gaat. Als een advocaat ziet dat de tbs in beeld zou kunnen komen dient hij veel titijd te stoppen in het uitleggen aan zijn cliënt wat deze behandelmaatregel inhoudt. Vervolgens zal het de beslissing van de verdachte zijn of hij bij een bewezenverklaring tbs als een onacceptabel risico ziet of misschien als een mogelijkheid. Op die beslissing zal de advocaat in overleg met zijn cliënt de verdediging kunnen inrichten.

Vertekend beeld

Jongeneel onderzoekt of de weigering mee te werken aan gedragskundig onderzoek de oplegging van tbs daadwerkelijk blokkeerde. Daartoe doet hij (grotendeels) onderzoek op de site van de rechtspraak. Hij geeft hierbij meteen aan zich te realiseren niet volledig te zijn. De vraag is hoe dat zijn conclusies beïnvloedt.

Kort gezegd constateert Jongeneel dat in ruim de helft van de zaken die hij onderzocht toch tbs werd opgelegd ondanks een weigerachtige verdachte. Maar is deze vaststelling wel representatief?

Mijn kantoor vertegenwoordigt zo’n 15 procent van alle tbs’ers in Nederland. Door dit specialisme behandelen wij jaarlijks tientallen strafzaken met verdachten waarin gedragskundige rapportages worden aangevraagd en waar rekening wordt gehouden met tbs. Een constatering die ik hierbij doe is dat als wordt gekozen voor de strategie om niet mee te werken aan rapportages in een poging tbs te voorkomen dat vrijwel altijd succesvol is. Het grootste deel van deze uitspraken wordt echter niet gepubliceerd. Een rondvraag bij een aantal in tbs gespecialiseerde advocaten bracht dezelfde bevindingen. Het punt is echter dat een ‘weigeradvies’ door tbs-specialisten maar in weinig zaken als kansrijk wordt gezien. In de media lijkt hier een vertekend beeld over te zijn.

De volgende vraag is dan of het onderzoek van Jongeneel een vertekend beeld geeft of dat het verschil tussen zijn signalering en die van mij door iets anders komt. Mogelijk zouden advocaten die tbs als specialisme zien beter dan anderen weten wanneer ‘weigeren’ succesvol kan zijn.

Om te beginnen moet een advocaat die overweegt een ‘weigeradvies’ te geven meer dan de gemiddelde advocaat verstand hebben van stoornissen. Sommige stoornissen zijn nu eenmaal voor bijvoorbeeld onderzoekers in het Pieterbaan Centrum moeilijker te verbergen dan andere stoornissen. Ik denk hierbij aan schizofrenie of stoornissen waarbij psychoses een rol spelen.

Verder is het van belang of te verwachten valt dat het Openbaar Ministerie informatie over de verdachte weet te verzamelen waaruit blijkt dat eerder sprake is geweest van gedragskundige problemen. Vervolgens is het belangrijk om deze informatie op waarde te schatten.

Succesvolle strategie

De stelling van Jongeneel dat een eerder vastgestelde stoornis maakt dat niet meewerken die eerdere rapportage niet kan wegpoetsen is te kort door de bocht. Op 26 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS: 2016:2720) overwoog de rechtbank van nota bene Amsterdam ernstig de oplegging van tbs. Mede op basis van oudere rapporten waren er voldoende aanwijzingen dat er sprake was van een onbehandelde stoornis bij de verdachte. Toch legde de rechtbank geen maatregel op. Daarbij speelde een rol dat deze bevindingen uiteindelijk waren terug te voeren op onderzoek van 15 jaar geleden.

Het gerechtshof, ook te Amsterdam, kwam op 14 oktober 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:BO2550) evenmin tot tbs-oplegging ondanks de aanwezigheid van oudere rapporten waarin stoornissen werden gezien. Het hof ging mee in de conclusie van het Pieterbaan Centrum dat niet kon worden getoetst of eerdere diagnoses juist waren zodat geen antwoord kon worden gegeven op de vraag of er tijdens de berechting sprake was van een stoornis. Hierbij speelde behalve tijdsverloop een rol dat de verdachte tijdens het opmaken van veel van de eerdere rapportages nog minderjarig was.

De concrete omstandigheden van het geval bepalen dus of ‘weigeren’ een zinvolle strategie is om tbs te voorkomen.

Verbetering tbs

Is voorkoming van tbs wel een belang van de verdachte, vraagt Jongeneel zich voorts af.

Terecht stelt Jongeneel voorop dat uitgangspunt voor de advocaat het belang van de verdachte is. Maar hoort het voorkomen van tbs daarbij? Juist is de stelling van Jongeneel dat een advocaat een realistisch beeld moet geven van tbs en de recente voorzichtig positieve ontwikkelingen in dat stelsel. Ook terecht stelt hij dat de advocaat zijn cliënt zou moeten wijzen op de risico’s die aan weigeren verbonden zijn. Wat ik echter mis in dit betoog, maar misschien had Jongeneel die bedoeling ook niet, is dat wat het meest effectief zou zijn om het aantal weigeraars terug te en dringen en daarmee de instroom in tbs te vergroten.

Als dat wordt gerealiseerd komt dat de veiligheid van de samenleving ten goede. We weten dat ex-tbs’ers 3 à 4 keer minder in herhaling vallen dan ex-gedetineerden. Om dat te bereiken dienen ook andere ketenpartners dan de advocatuur meer verantwoordelijkheid te nemen, waaronder de rechterlijke macht zelf. Het tbs-systeem en het klimaat daaromheen zal nog meer verbeterd moeten worden om advocaten meer handvatten te geven cliënten positievere dingen te vertellen over tbs.

Rechterlijke macht

Om te beginnen valt te denken aan de houding van de rechterlijke macht. Tot ongeveer tweeënhalf jaar terug namen verlengingsrechters en in het bijzonder het gerechtshof te Arnhem, als hoogste tbs-rechter, meer ruimte zich in beslissingen uit te laten over de invulling van behandeling, diagnostiek of de verblijfplaats van een patiënt als daar onderbouwd om werd gevraagd. Juridisch bestaat die ruimte aangezien rechters de invulling van tbs dienen te toetsen aan artikel 5 EVRM. Onder meer wanneer de problematiek rond 509t Sv aan de orde is doen rechters dat wel. In het verleden kwam het bijvoorbeeld vaker voor dat het gerechtshof te Arnhem een patiënt liet observeren in het Pieter Baan Centrum om daarna pas te beslissen op de vordering tot verlenging. Tbs-advocaten menen op dit punt de afgelopen jaren een terugtrekkende beweging bij de verlengingsrechter te zien. Dat is een verschraling van de rechtspositie van tbs-patiënten. Verlengingsrechters moeten zich meer moeten bemoeien met de inhoud van de behandeling.

In dit verband is een veel gehoord geluid dat het gerechtshof Arnhem een beleid hanteert dat de oproeping door verdediging van deskundigen als hoofdregel wordt afgewezen. Dat gegeven stuit op onbegrip van patiënten en tbs advocaten.

Wetgever

Vertrouwen in tbs zou worden vergroot als de rechter niet alleen het hierboven genoemde oppakt maar ook van de wetgever een uitgebreider takenpakket krijgt. Verdachten die veroordeeld worden tot ISD kunnen tijdens die maatregel de rechter om een tussentijdse toets vragen. Tbs’ers die veel langer van hun vrijheid beroofd zijn hebben die mogelijkheid niet. Dat recht zou wel in de wet moeten worden verankerd om problemen tussen patiënt en kliniek die niet via een driegesprek of zorgconferentie kunnen worden opgelost te doen toetsen.

Bovendien zou de wetgever ervoor moeten zorgen dat een onafhankelijk college vergelijkbaar met  het hof Arnhem met rechters en gedragswetenschappers beslist over verlof en longstay. Thans wordt dat gedaan door een politieke passant, de Staatssecretaris. Een van de effecten hiervan is dat de minister zich regelmatig naar aanleiding van een incident in de Tweede Kamer moet verantwoorden met incidentenwetgeving tot gevolg.

De wetgever is op meer punten aan zet om tbs voor verdachten aantrekkelijker te maken. Ik denk aan  de verlofregeling.

Zo zouden we af moeten van de regel dat verlof automatisch vervalt bij een overplaatsing. Dat is vaak onrechtvaardig en levert vertraging op. Daarnaast zou het ‘Teeven-jaar’ moeten worden afgeschaft. Hiermee wordt de regeling bedoeld dat patiënten automatisch een jaar hun verlof kwijt zijn wanneer ze bijvoorbeeld te lang zijn weggebleven van verlof of als verdachte worden aangemerkt van een nieuw strafbaar feit. Het dient aan de deskundigen te worden overgelaten in welke situatie, hoe lang een patiënt zijn verlof kwijt is.

De Wet Deskundigen, zoals artikel 227 Sv ev. is niet van toepassing in tbs-verlengingsprocedures. Dat moet wel gebeuren. Dan wordt het voor tbs-patiënten meer mogelijk om onderbouwd zelf om rapportages, al dan niet in het kader van een second opinion, te vragen.

Openbaar Ministerie

Ook van het OM mag meer worden verwacht. Daar zou men meer aandacht moeten besteden aan de doorlooptijd van aangiftes tegen tbs’ers. Dergelijke zaken liggen regelmatig maanden op de plank met veel vertraging voor patiënten tot gevolg. Mijn kantoor zet om die reden tegenwoordig in dit soort gevallen standaard artikel 180 Sv in. Via deze bepaling kan op verzoek van een verdachte de rechter-commissaris waken tegen nodeloze vertraging in het opsporingsonderzoek. Die route zou  niet nodig moeten zijn.

Tbs-klinieken

Ook van klinieken mag een en ander worden verwacht. De Taskforce verkorting behandelduur tbs heeft in 2015 geadviseerd vertraging na een overplaatsing  zoveel mogelijk te voorkomen. Hier is in de praktijk niet veel van terechtgekomen. De nieuwe kliniek gaat opnieuw diagnosticeren en een nieuw behandelplan opstellen. Dat terwijl er toch veel informatie over de patiënt is zodat een eerdere doorstart mogelijk is.

Moreel appel op de samenleving

En last but not least valt er een moreel appel te doen op de samenleving. Bij ieder incident waar een tbs’er bij betrokken is wordt gereageerd met hysterie. En ja ieder incident is heftig. Maar niet vergeten moet worden dat gelet op de veel gunstiger recidivecijfers ten opzichte van gedetineerden tbs ons veiliger maakt. Indien politiek en samenleving op ieder incident reageert met massale beschimpende en bijna agressieve emotie die uiteindelijk leidt tot wetgeving met nog meer repressie moet niet gek worden opgekeken dat verdachten die maatregel willen ontlopen.

Het zijn de afgelopen jaren vooral klinieken, reclasseringsinstanties, magistraten en advocaten geweest die zich hebben ingespannen ervoor te zorgen dat de ontstane disbalans tussen beveiliging en behandeling weer enigszins in evenwicht is gekomen. Die beweging is echter broos. Het is nu ook aan de wetgever en samenleving zich hier achter te scharen. Dat zal een positiever effect hebben op de instroom in tbs dan stemmen die nu alweer opgaan naar aanleiding van het incident rond Anne Faber om juist nog strenger op te treden en verdachten te dwingen hun medewerking aan gedragskundige onderzoek te verlenen of hen bij weigering daaraan dan maar in tbs weg te stoppen met of zonder stoornis. Dit soort geluiden dragen juist bij aan de verharding bij verdachten in gevecht tegen tbs. en goede advocaten zullen daar de weg in weten te vinden.

Omarmen

Met de conclusie van Jongeneel dat een advocaat reden om te ‘weigeren’ en de kans op succes maar ook nadelen en risico’s daarvan met de cliënt moet bespreken ben ik het eens. Ook ben ik het eens met zijn conclusie dat ‘niet meewerken’ niet altijd het beste advies is. Wat ik vraag aan alle ketenpartners en niet in de laatste plaats aan rechter, politiek en burger om de tbs in woord, daad en gebaar meer te omarmen. Dat zal de instroom in tbs uiteindelijk vergroten.

Advertentie