Persoonlijke moeilijkheden? Deken en tuchtrechter hebben wel begrip, maar als het erop aankomt moet je als advocaat toch echt sterk in je schoenen staan.
Mr. X heeft het zwaar. Ze zorgde in haar eentje voor haar ouders in hun laatste levensfase. Na hun overlijden in 2014 en 2015 krijgt ze een burn-out. Ze voedt in haar uppie een dochter op en moet als eenpitter in hun onderhoud voorzien, dus stoppen is geen optie.
In 2014 geeft mr. X zelf signalen af dat ze het financieel moeilijk heeft. Ze haalt te weinig opleidingspunten, maar gezien de problemen waar mr. X mee kampt strijkt de deken de hand over het hart.
In 2016 heeft ze de boel nog steeds niet op orde. Ordebijdragen betaalt ze niet of te laat, ze haalt te weinig opleidingspunten, ze loopt een tijdje onverzekerd rond en de CCV-opgave 2015 blijkt niet te kloppen. Als de Haagse deken eind 2016 op bezoek wil komen, verhuist ze haar kantoor nét van Den Haag naar Amsterdam (maar de deken komt toch), en als de Amsterdamse deken in 2017 wil langskomen is ze nét van plan weer naar Den Haag te gaan. Duikgedrag? Het lijkt erop, te meer omdat mr. X ook lang niet altijd reageert op berichten van de deken. Ook een collega aan wie ze nog rolwaarnemingskosten verschuldigd is krijgt haar niet te pakken.
In september 2017 vindt de Haagse deken het welletjes – hij verzoekt de tuchtrechter een 60b-schorsing uit te spreken. Op de zitting toont mr. X zich deemoedig, maar vooral emotioneel – ze heeft haar zaken inderdaad nog niet volledig op orde maar het gaat al beter; ze heeft nog steeds last van die burn-out, maar alsjeblieft geen schorsing want dat zou het einde van haar praktijk betekenen, terwijl ze daar volledig van afhankelijk is.
De Haagse tuchtrechter komt met een tussenuitspraak. Gezien de houding van mr. X op de zitting maakt hij zich zorgen over ‘de mentale veerkracht en professionele distantie’ van mr. X. Maar er is ook begrip voor de uiterst ingrijpende gevolgen die een schorsing zou hebben. Mr. X krijgt de gelegenheid aan te tonen dat zij weer tot een goede praktijkuitoefening in staat is en ook bereid is een gesprek met de deken aan te gaan. Terloops krijgt ze het advies professionele begeleiding te zoeken, voor zowel haar privé- als haar zakelijke problemen.
Mr. X moet uiterlijk 11 december met allerlei bewijzen komen dat zij praktisch gezien weer op het goede spoor zit. De deken moet die dan, met reactie, aan de tuchtrechter sturen voor de behandeling van het dekenbezwaar (ook dat nog) op 18 december. En op 10 januari wordt de 60b-schorsingszaak dan voortgezet.
Of uit die bewijsstukken nou echt valt af te leiden dat mr. X (weer) genoeg ‘mentale veerkracht en professionele distantie’ heeft? Misschien denkt de tuchtrechter: dat zien we wel op de zitting.