De Nederlandse rechter legt in strafzaken gerelateerd aan georganiseerde misdaad in bijna driekwart van de gevallen een lagere straf op dan door het OM was geëist. Dat blijkt uit onderzoek van Erasmus School of Law.
In eerste aanleg betreft het verschil tussen de geëiste en opgelegde vrijheidsstraf gemiddeld vijftien maanden, in hoger beroep 17,5 maanden. Ook laat het onderzoek zien dat het verschil tussen de in eerste aanleg en in hoger beroep opgelegde gevangenisstraf gemiddeld negen maanden is.
Bij een gemiddelde eis van 66 maanden in eerste aanleg legt de rechtbank een gevangenisstraf op van gemiddeld 49 maanden. In hoger beroep vordert het OM vervolgens gemiddeld 59 maanden waarna het gerechtshof de straf matigt tot gemiddeld 40 maanden. Daarmee betreft het verschil tussen de eis in eerste aanleg en de opgelegde straf in hoger beroep gemiddeld 26 maanden.
Doorlooptijden
Volgens het rapport is de conclusie dat in hoger beroep gaan de verdachte een gevangenisstraf oplevert die gemiddeld twee jaar lager is dan in eerste aanleg werd geëist. Deze verschillen zijn terug te voeren op deelvrijspraken (de situatie dat de rechter een deel van de ten laste gelegde feiten niet bewezen verklaart) en op de lange doorlooptijden bij de behandeling van deze strafzaken. De onderzoekers bepleiten discussie over de (on)wenselijkheid van deze verschillen, het inbouwen van prikkels die alle procespartijen belang geven bij een snelle afdoening van de zaak en de ontwikkeling van een centrale, landelijke databank waarin gegevens over geëiste en opgelegde straffen zijn opgenomen.
Het OM noemt de bevindingen niet verrassend en zegt dat het druk doende is met organisatorische verbeteringen. Volgens het Openbaar Ministerie ligt het verschil tussen eis en straf voor een deel in de aard het Nederlands systeem van strafvordering. Daarin hebben officieren van justitie en rechters verschillende rollen en nemen de rechten van de verdediging een centrale plaats in. ‘Een strafzaak is geen wedstrijd, maar een zorgvuldig proces met een rechtvaardige uitspraak als doel.’
Waar de onderzoekers spreken over lagere straffen door lange doorlooptijden, benadrukt het OM dat een zorgvuldige en rechtsstatelijke waarheidsvinding tijd kost. ‘Dat geldt zeker voor zaken waarin het draait om georganiseerde misdaad: die zijn per definitie omvangrijk en complex.’