Het Nederlands rechtssysteem vereist een grondige herziening, betoogt advocaat Dick Weiffenbach. Ook de gedragsregels moeten wat hem betreft op de schop.

Door Dick Weiffenbach, advocaat en partner bij HVG Law in Amsterdam. 

Dit voorjaar publiceerde het Haagse ‘Institute for Innovation of Law’, het HiiL, een niet mis te verstaan rapport over de zorgwekkende staat waarin ons rechtssysteem en vooral de rechtsspraak in Nederland zich bevindt. Het rapport met de titel ‘Menselijk en rechtvaardig / Is de rechtsstaat er voor de burger?’ constateert dat voor velen in Nederland de rechtsstaat niet goed werkt, ondanks de grote professionaliteit en de goede bedoelingen van de betrokkenen (rechters, advocaten, wetgevers, ombudslieden, geschillencommissies enzovoort ).

Het Nederlandse rechtssysteem is volgens het rapport kostbaar, levert niet wat mensen nodig hebben en is soms zelfs ronduit schadelijk. Dat ligt, zo wordt in het rapport onderbouwd, niet aan de spelers, maar aan het spel, vooral aan de sterk verouderde spelregels. ‘De juridische sector zit vast en is te veel van juristen.’ Duidelijker en ontluisterender kan het niet gezegd worden.

Helaas heeft het HiiL-rapport tot weinig ophef geleid. Dat is jammer, want het legt een fundamentele weeffout in ons rechtssysteem bloot. Die weeffout wordt nog verder versterkt in de onlangs verschenen ‘Conceptverzameling Gedragsregels 2017’. Wat is de weeffout?

Weeffout

Volgens het HiiL-rapport zijn de spelregels van het rechtssysteem sterk verouderd. De spelers, dat wil zeggen advocaten, rechters en alle anderen die in juridische procedures een rol vervullen, veroorzaken dit drama voor rechtzoekenden omdat ze pionnen zijn in een polariserend rechtssysteem en daardoor in het keurslijf zitten van een rolopvatting die tot onnodige polarisatie leidt. Deze sterk polariserende rolopvatting leidt in gerechtelijke procedures steevast tot een escalerend of zelfs uit de hand lopend conflict.

Advocaten en rechters bevorderen niet de conflictoplossing maar verergeren – meestal ongewild – conflicten juist vaak. Dat komt omdat ze vastzitten in een wettelijk procesorde en, belangrijker nog, vastzitten in een rolopvatting die gericht is op het scherper of duidelijker maken van een conflict.

Dat geldt ook voor de Conceptverzameling Gedragsregels 2017. De maatschappelijke trend van een steeds verdergaande (over)juridisering van onze samenleving is daar een treurig gevolg van. Iets wat door de eeuwen heen is ontstaan, waardoor advocaten – zonder het zelf vaak te (willen) zien – doorgaans een nogal negatief imago hebben. ‘The first thing we do, let’s kill all the lawyers’ laat Shakespeare Dick the Butcher zeggen in Henry VI en hij verwoordt daarmee treffend de populistische sentimenten over advocaten van alle tijden.

Daar komt nog bij dat advocaten en rechters doorgaans traditioneel zijn ingesteld, en – gevoed door deze traditionele beroepsopvatting – soms ronduit elitair en conservatief zijn. Allemaal kenmerken die deze beroepsgroep weinig veranderingsgezind maakt. Veranderingen in de huidige falende rechtsbedeling, zoals de veranderingen die het HiiL in het rapport terecht aanbeveelt, lijken daardoor niet erg kansrijk. Het verleden heeft dat, zoals het rapport overigens zelf ook aantoont, bewezen. De democratisering van de rechtsbedeling is door elitair conservatisme, beroepsmonopolies, traditionele beroepsopvattingen en ten slotte financiële drijfveren en eigenbelang sterk achtergebleven.

De onvrede en grote frustratie bij rechtzoekenden zijn inmiddels groot, blijkt uit het rapport. Dat geldt niet alleen voor particulieren – waarop de focus in het rapport lijkt te liggen – maar ook voor bedrijven. Ook daar heerst, is mijn ervaring van meer dan vijfentwintig jaar, veel onbegrip voor ellenlange gecompliceerde gerechtelijke procedures die een bevredigend proces van snelle conflictoplossing in de weg staan. Ook daar geldt dat weinig advocaten voor nieuwe methoden van effectieve conflictoplossing openstaan. Polarisering in plaats van professionele verzoening is wat de meeste advocaten in de zakelijke dienstverlening nastreven.

De spelers in de zakelijke rechtsbedeling zullen het spel dus niet veranderen. Het spel zal de spelers moeten veranderen. Het schitterende, onder juristen zo populaire boekje Think like a lawyer – don’t act like one zal daar, vrees ik, niets aan wijzigen. De voorstellen voor concrete veranderingen die het HiiL in het rapport doet, zijn mijns inziens te weinig ingrijpend en te veel gericht op de rechtsbedeling ten aanzien van privépersonen, om het spel echt te veranderen. Ongetwijfeld zijn daar de emotionele nood en frustratie het hoogst, maar een meer fundamentele verandering lijkt op zijn plaats.

Conceptverzameling Gedragsregels 2017

Om vanuit de rol van de advocaat een fundamentele verandering in de rechtsbedeling te bewerkstelligen, zouden – onder meer – de gedragsregels van de advocatuur grondig moeten worden herzien. Dat dient echter een fundamentelere herziening te zijn dan nu in de Conceptverzameling Gedragsregels 2017 wordt voorgestaan.

Deze conceptverzameling kiest namelijk opnieuw het polariserende rolmodel van de advocaat als uitgangspunt en ‘kernwaarde’. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de toelichting bij regel 4 en regel 7 en bovenal het feit dat ‘partijdigheid’ (naast ‘onafhankelijkheid’ en ‘vertrouwelijkheid’) tot ‘kernwaarde’ van de advocatuur wordt verheven. Alle regels zijn daarop geënt.

Dat is op zijn minst merkwaardig wanneer je de functie van advocaat, zoals beschreven in artikel 1, serieus neemt. In regel 1, lid 2 staat tenslotte dat de advocaat ‘het belang van een goede rechtsbedeling’ behoort te dienen. De goede rechtsbedeling is volgens het HiiL-rapport echter niet gediend met een eenzijdige polariserende rolopvatting waarin ‘partijdigheid’ in plaats van ‘het nastreven van een goede rechtsbedeling’ of ‘rechtvaardigheid’ centraal staat. Wat mij betreft, dient de Conceptverzameling Gedragsregels 2017 op dit punt fundamenteel te worden herzien.

Aanbevelingen voor een betere rechtsbedeling

Om ook overigens een ingrijpende verandering in onze rechtspraak en ons rechtssysteem te bewerkstelligen, kan worden gedacht aan de volgende punten die leiden tot een fundamentele democratisering en vereenvoudiging van de eerste rechtsgang van elke gerechtelijke procedure (dus ook voor alle zaken die nu niet onder de competentie van de kantonrechter of bestuursrechter vallen).

Het procesmonopolie van advocaten, dat wil zeggen de verplichte rechtsbijstand door advocaten bij rechtszaken, moet worden losgelaten voor gerechtelijke procedures in eerste aanleg en dient alleen te gelden voor beroepsprocedures.

Het moet in het licht daarvan verder worden toegestaan dat, indien iemand bij een eerste gerechtelijke procedure toch professionele rechtsbijstand wenst, deze een juridisch geschoolde gemachtigde kan inschakelen die bij de rechtbank geregistreerd is en aan bepaalde minimale kwaliteits- en scholingseisen voldoet. Deze gemachtigden dienen, evenals advocaten en rechters, over aantoonbare bemiddelingsvaardigheden te beschikken (via verplichte trainingen en jaarlijkse bijscholing). Belangrijker nog dienen zij in het kader van hun toelating verplicht de formele gelofte tegenover de president van een rechtbank af te leggen dat hun primaire streven bij elke rechtsgang steeds gericht zal zijn op conflictbemiddeling en oplossing.

Gemachtigden (en dus ook advocaten) mogen in de eerste rechtsgang ook voor beide partijen optreden. Wettelijk dient te worden vastgelegd dat de minnelijke conflictoplossing in deze eerste rechtsgang centraal staat. De hele gerechtelijke procedure in eerste aanleg wordt in de wet veel informeler en eenvoudiger ingericht dan nu het geval is.

De toekomstige procedure wordt ingeleid met een korte toelichting over de aard en achtergrond van het geschil, de claim en het verweer. Daarna vindt direct een comparitie van partijen of hoorzitting plaats om te bezien of een oplossing onder leiding van de rechter mogelijk is. Alleen voor zover dat door de betrokkenen nodig en nuttig mocht worden geacht, wordt de procedure vervolgd door het horen van getuigen of een deskundige, alsmede een eventuele verdere uitwisseling van stukken. Daarna, tot slot, een afsluitende hoorzitting met een laatste bemiddelingspoging, en als dat niet mocht lukken, een direct mondeling uitgesproken vonnis dat binnen een overzienbare termijn schriftelijk bevestigd en nader onderbouwd wordt. Procesrechtelijke ‘incidenten’ die nu een gerechtelijke procedure vaak ernstig vertragen en verstoren, zijn in deze fase van een gerechtelijke procedure niet meer toegestaan en kunnen dus alleen nog maar in een beroepsprocedure aan de orde worden gesteld.

Deze eerste rechtsgang vindt plaats bij een enkele rechter (zogenoemde ‘unusrechtspraak’) geassisteerd door een vaste, juridisch geschoolde griffier. Het spreekt voor zich dat deze zelfstandig opererende rechters over veel ervaring moeten beschikken, vergelijkbaar met kantonrechters nu, en een zeker charisma moeten hebben. Ook moeten deze rechters, zoals eerder al genoemd, over bewezen bemiddelende vaardigheden beschikken. John Reid, kantonrechter in Alkmaar, die als bindend adviseur optreedt in het televisieprogramma De Rijdende Rechter , is daar een goed voorbeeld daarvan.

Wanneer deze aanbevelingen worden gevolgd, wordt de hele gerechtelijke procedure over de hele linie, dus ook voor handelszaken, sterk vereenvoudigd en gedemocratiseerd. De rechtspraak komt dan weer onder de mensen omdat deze toegankelijker en minder kostbaar wordt. Ook krijgt de rechtspraak een menselijker gezicht dan nu het geval is en verandert de cultuur van de rechtspraak. Bovendien verloopt de rechtspraak dan sneller en is er sneller duidelijkheid en recht gesproken, wat frustratie onder de rechtzoekende wegneemt.

Recht dat te duur is en te lang duurt, heeft vaak geen waarde en is vaak geen recht. Dat de verwachte verbetering van ons rechtssysteem na de invoering van de bovenstaande aanbevelingen gerechtvaardigd is, blijkt uit de recente, positieve evaluatie in de Tweede Kamer van de verhoging van de competentiegrens van kantonrechters voor handelszaken – van 5.000 naar 25.000 euro – , waarin exact deze punten naar voren kwamen.

Deze opinie is verschenen in het Advocatenblad van oktober 2017. De hele editie is hier te lezen.

Advertentie