Op grond van gegevens van een zendmast kan worden vastgesteld of een mobiele telefoon op een bepaald moment in de buurt was. Toch levert dat niet altijd waterdicht bewijs op.
Door Vincent Kroon, lid Nederlandse Vereniging van Beëdigde Informatici (NVBI) en geregistreerd bij het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD).
Bij opsporing en forensisch onderzoek wordt nauw in de gaten gehouden welke technische middelen er bestaan om informatie te vergaren. Telefonie is daarvoor altijd al een belangrijk middel geweest. Daarbij gaat het er niet alleen om wát er in een telefoongesprek gezegd wordt, maar ook om het tijdstip, op welke locatie en wie met wie communiceert.
Het mobiele netwerk geeft daarover uitgebreide informatie, zij het dat een persoon nog wel in relatie met een telefoon gebracht moet worden. Daarnaast wordt de locatie van het toestel ook geregistreerd als er niet gebeld wordt. Met het complexer worden van mobiele netwerken wordt de nauwkeurigheid van de locatiebepaling beter. Je zou al snel concluderen dat de aantoonbaarheid van die nauwkeurigheid ook beter wordt, maar dat is niet altijd het geval.
Mobiele telefoons hebben een beperkt zendvermogen en per zendmast kan een beperkt aantal telefoons gelijktijdig bellen. Er zijn duizenden zendmasten en er komen er steeds meer. Als een telefoon gebeld wordt, zou het ondoenlijk zijn om duizenden antennes te laten kijken of de telefoon in de buurt is en daarom houdt het netwerk continu bij waar alle telefoons zijn. Onbedoeld is dit een zegen voor forensisch onderzoek.
Zekerheid
Weten we nu zeker waar alle mobiele telefoons zijn? Niet helemaal. Eigenlijk houdt het mobiele netwerk helemaal niet bij waar een telefoon is, maar welke zendmast gebruikt wordt door die telefoon. Omdat er veel masten zijn die, met name in bevolkt gebied, dicht bij elkaar staan, levert dat op zich een goede nauwkeurigheid op.
De vraag is nog wel hoe waarschijnlijk het is dat de telefoon verbonden is met de dichtstbijzijnde zendmast. Gebouwen kunnen in de weg staan en ervoor zorgen dat een nabije zendmast slechte ontvangst geeft, terwijl een verder weg gelegen zendmast, door reflectie tegen een gebouw, juist weer beter ontvangst geeft. Verder kan door atmosferische omstandigheden het radiosignaal als het ware versterkt worden, waardoor het toestel verbonden kan zijn met een zendmast op zeer grote afstand. Dat effect heeft een belangrijke rol gespeeld in de Deventer moordzaak.[1]
Een koe is een beest
Wat zegt de mobiele operator van zekerheden? De mobiele operator bekijkt zendmastgegevens vooral vanuit het perspectief van mobiele dekking en niet vanuit locatiebepaling: ‘Als er gebeld kan worden, is het oké.’ Zo geeft een mobiele operator aan dat, indien men zich bevindt binnen twee kilometer van een zendmast, in een gunstige richting, de kans meer 95% is dat er verbinding is met die zendmast. Nu ontstaat de verleidelijke conclusie dat, indien er verbinding is met een zendmast, de kans ook meer dan 95% is dat de telefoon zich bij de desbetreffende antenne bevindt. Deze redenering lijkt van een afstand logisch, maar is eigenlijk vergelijkbaar met ‘een koe is een beest dus een beest zal wel een koe zijn…’.
Om de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van dergelijke gegevens te beoordelen, is veelal inhoudelijke technische kennis nodig. Dat kan kosten met zich meebrengen. Echter, een goede beoordeling kan ook wat opleveren. Ten eerste betekent het feit dat steeds nauwkeuriger gemeten wordt niet automatisch dat daarmee ook de mate van zekerheid ook beter is geworden. Dat kan valkuilen opleveren die met een technisch inhoudelijke beoordeling ontweken kunnen worden. Ten tweede kan de technische beoordeling van meetgegevens mogelijkheden bieden voor de verdediging.
In een strafzaak[2] betreffende ontvoering en diefstal werd het bewijs onder andere gebaseerd op verkeersgegevens. In het vonnis staat:
‘Uit de historische verkeersgegevens van mobiele telefoonnummers die aan verdachte en zijn medeverdachten kunnen worden toegeschreven en de beschikbare zendmastgegevens kan de aanwezigheid van deze telefoonnummers in (de omgeving van) de verschillende plaatsen delict en andere relevante plaatsen, zoals bijvoorbeeld verblijfadressen van verdachten, worden afgeleid.’
In de onderbouwing werd er echter van uitgegaan dat deze telefoons zich bevonden binnen één kilometer van de desbetreffende zendmast. Dit laatste is in twijfel getrokken en dat is dan ook onderwerp geweest in het hoger beroep in deze zaak.[3]
In de zitting is duidelijk gemaakt en technisch onderbouwd dat dit onderdeel van de bewijsvoering niet realistisch was. In het onderhavige geval had dit niet veel invloed op het arrest, omdat door de onderlinge samenhang van verschillende bewijsonderdelen, de bewijsvoering voldoende solide werd geacht. Het is echter goed denkbaar dat in een vergelijkbaar geval de bewijsvoering gaat wankelen en de beslissing wel beïnvloed wordt.
In dubio pro reo
In de advocatuur is een goede beoordeling van bijvoorbeeld zendmastgegevens van groot belang omdat door verkeerde interpretatie soms een accuratesse van het bewijsmateriaal gesuggereerd wordt die er eigenlijk niet is. Met name in het strafrecht is het van belang dit fenomeen te herkennen. Een technisch onderbouwde stelling over de (beperkte) mate van zekerheid over het bewijs kan het verschil maken in een zaak. Indien een advocaat de rechter kan overtuigen dat er sprake is van ‘redelijke twijfel’ met betrekking tot het bewijsmateriaal, kan dit, volgens het ‘in dubio pro reo-beginsel,’[4] gunstig uitpakken voor zijn cliënt.
Dit artikel is verschenen in het Advocatenblad van oktober 2017. De hele editie is hier te lezen.
VOETNOTEN
[1] https://www.rechtspraak.nl/Uitspraken-en-nieuws/Bekende-rechtszaken/Deventer-moordzaak en
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/04/14/tno-vindt-nieuw-ontlastend-bewijs-in-deventer-moordzaak-a1554627
[2] ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5216, Uitspraak 21 februari 2011.
[3] Ongepubliceerd, Gerechtshof Den Haag, Uitspraak16 maart 2016.
[4] In dubio pro reo: (letterlijk) Bij twijfel voor de aangeklaagde: Bij twijfel is het voordeel voor de verdachte.