Een strafzaak van een verslaafde, dakloze, uit de opvang gezette cliënt zónder telefoon, mét psychiatrische problemen – hoe ver moet je gaan om in contact te blijven?
Eind 2014 kreeg mr. X een ZSM-piketmelding: belediging van verbalisanten en bedreiging; een bekennende verdachte. Hij kreeg een briefing van het OM en had vervolgens een videogesprek met de cliënt. Het strafdossier had hij toen nog niet.
De cliënt vertelde dat hij net uit de opvang van het Leger des Heils was gezet; zijn post mocht daar ook niet heen. Een mobiele telefoon had hij niet en hij kon geen e-mail ontvangen. Hij gaf mr. X een machtiging om hem zo nodig op de strafzitting te vertegenwoordigen.
Toen mr. X het dossier kreeg, kwam hij erachter dat de cliënt onder bewind stond. Zal wel zijn vanwege zijn verslaving, dacht mr. X. Zonder tussentijds contact te zoeken ging hij naar de zitting. De cliënt was er niet. Die had, zonder dat mr. X het wist, intussen een BOPZ-opname ondergaan…
De strafrechter legde zeven dagen zitten op, en mr. X stuurde een brief aan de cliënt, p/a het opvanghuis: wilt u in beroep? Als ik niet tijdig van u verneem sluit ik het dossier.
Hij hoorde niets.
Toen later een andere advocaat hoger beroep instelde, werd de cliënt niet-ontvankelijk verklaard, vanwege toerekenbare termijnoverschrijding.
De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden die de klacht van de cliënt in eerste instantie behandelt, vindt dat mr. X geen tuchtrechtelijk verwijt treft.
Maar het Hof van Discipline oordeelt anders. Mr. X had zichzelf in de situatie geplaatst dat hij na lezing van het dossier niet meer met zijn cliënt had kunnen overleggen. Hierdoor was hij niet te weten gekomen waar die onderbewindstelling vandaan kwam, terwijl dat voor het strafmaatverweer relevant kon zijn. Waarom had mr. X na lezing van het dossier geen contact opgenomen met het opvanghuis, of met de bewindvoerder? Ook had hij van tevoren met de cliënt moeten afspreken wat hij zou doen als de cliënt na het vonnis onbereikbaar was.
Algemener gezegd: de tuchtrechter verwacht dat je je inspant om de contactgegevens van je cliënt te verkrijgen, zeker als je geen vervolgafspraak hebt gemaakt en het dossier nog niet hebt kunnen bespreken. Wil de cliënt die informatie niet geven en is er ook geen vervolgafspraak, dan moet je je afvragen of je de opdracht wel kunt aanvaarden.
Die inspanningsplicht geldt niet alleen in het begin, maar ook later als daar aanleiding voor is, zoals wanneer er een vonnis ligt.
Mr. X krijgt van het Hof een waarschuwing. Voor andere haken en ogen aan de zaak leze men de uitspraak.