Uit dit trotse Friesland is Theo Hiddema afkomstig. Zijn wieg stond aan de Friese kuststrook in een zeekleiig schorlandschap op de terp Medwert Holwerd. Soevereiniteit en onafhankelijkheid van de eigen terp lijken ingebakken in de Friese mentaliteit. Taalminnende Hiddema zal de advocateneed daarom ongetwijfeld in zijn geliefde Frysk hebben uitgesproken: ‘Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening, it neilibjen fan ’e Grûnwet, earbied foar de rjochterlike autoriteiten, en dat ik gjin saak oanrikkemandearje of ferdigenje sil, dêr’t ik ynderlik fan oertsjûge bin dat dy net rjochtfeardich is.’
Hiddema straalt de befaamde woorden van jhr. mr. L.A. Elias uit. Die verzuchtte tijdens het interbellum dat advocaten ‘gewone zakenmenschen’, ‘een soort proletariërs’ waren geworden. Misschien betreurt Hiddema heimelijk dat de advocatuur als broodwinning fungeert en dat daarmee honorarium belangrijker is geworden dan decorum. De deftige Hiddema is voor mij van het type man dat op 20 juni 1789 de eed op de Kaatsbaan aflegde om Frankrijk een Déclaration des droits de l’homme et du citoyen te geven. Het is desalniettemin deze topadvocaat die betoogt dat het Europees Hof van Justitie een ontoelaatbare inbreuk maakt op de Nederlandse soevereiniteit. Het individuele klachtrecht, in mijn optiek een van de meest historisch belangwekkende burgerlijke verworvenheden, staat onder grote druk door onder andere Hiddema.
Eigenlijk ben ik veel nieuwsgieriger naar de paradox tussen de advocaten eed, gedragsregels en het als Kamerlid innemen van een diametraal standpunt jegens ‘trouw’ aan de Grûnwet, dan in de zouteloze voorstellen van de Commissie Herijking Gedragsregels (Loorbach). Prima dat de Commissie Loorbach adviseert over opheffen van het provisieverbod of versoepelen van de confraternele correspondentie, maar voor de zoveelste keer wordt schouderophalend voorbijgegaan aan de positie van de advocaat als (mede) hoeder van de rechtsstaat. Is de vraag niet gerechtvaardigd of bepaalde openbare ambten, gecombineerd met een antirechtsstatelijke agenda, wel te combineren zijn met aanwezigheid op het tableau? Durft Loorbach hierover positie in te nemen, of heeft jhr. mr. L.A. Elias gelijk?