Het was een intensief karwei dat meer dan een jaar in beslag nam. Maar het resultaat is een solide rapport, waar de politiek niet omheen kan, zegt Herman van der Meer, voorzitter van de Commissie evaluatie puntentoekenning.
Door Kees Pijnappels / Beeld Jiri Büller
De president van het gerechtshof Amsterdam windt er geen doekjes om. ‘Onze opdracht was om te onderzoeken of de gefinancierde rechtsbijstand nog bij de tijd is. Dat is ie niet. Dat is de belangrijkste conclusie.’
Van der Meer en zijn commissie analyseerden twee miljoen data, hielden 25 hoorzittingen en bekeken duizend reacties uit het veld. ‘Dat heeft geleid tot het inzicht dat er sprake is van ernstig achterstallig onderhoud. Bij ingewijden is dat inzicht niet nieuw. Wij hebben dat standpunt, dat velen al innamen, van een solide basis voorzien.’
Familierecht
Niet overal binnen het stelsel piept en kraakt het. ‘Het beeld is heel gevarieerd. Bij sommige onderdelen komt de vergoeding redelijk in de buurt van wat ze zou moeten zijn. Bij strafzaken voor de politierechter bijvoorbeeld. Of bij algemeen bestuursrecht en vreemdelingen- en asielrecht. Heel anders is het in het personen- en familierecht. Daar is de situatie vrij schrijnend. Dan heb je het over jaarinkomsten voor een academisch opgeleide professional die keihard werkt van 25.000 tot 35.000 euro bruto. Dat kun je geen redelijk inkomen noemen. Ook in andere delen van het civiele recht, aansprakelijkheidsrecht, huurrecht, arbeidsrecht, zien we dat de vergoedingen flink uit de pas lopen.’
Herverdeling van geld tussen de categorieën biedt geen soelaas, waarschuwt Van der Meer. Als de toegang tot het stelsel blijft zoals nu, dan moet er structureel ruim 125 miljoen euro per jaar bij. ‘We hadden twee randvoorwaarden meegekregen. Onze voorstellen mochten niet tot hogere kosten leiden. Daarnaast moest de vergoeding zo zijn dat een advocaat met 1200 declarabele uren een redelijk inkomen verwerft.’
De commissie-Wolfsen stelde dat een redelijk inkomen gelijk ligt aan het netto-inkomen van een rijksambtenaar, behorend bij het maximum van schaal 12. Van der Meer: ‘Dat is gemiddeld genomen in de verste verte niet haalbaar. Niet bij een kostenplaatje dat voor een gemiddeld kantoor gebruikelijk is. Uit het onderzoek kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat je met 1200 declarabele uren met het huidig aantal toevoegingen en het huidige budget geen redelijk inkomen kunt verwerven als advocaat.’
Kofferbak
Advocaten zetten noodgedwongen de tering naar de nering, constateert de Amsterdamse rechter. Met alle gevolgen van dien. ‘Je ziet gebeuren dat advocaten aan de kostenkant gaan snijden. Ondersteunend personeel eruit, geen kantoor meer, maar werken vanuit de kofferbak en achter de keukentafel. Dat moet je niet willen. Als dat de toekomst van de gefinancierde rechtsbijstand is… Je moet dus iets doen aan dat achterstallig onderhoud. We hebben het hier over een belangrijke pijler onder de rechtsstaat, namelijk de toegang tot de rechter met behulp van kwalitatief voldoende rechtsbijstand.’
De commissie-Wolfsen opperde in 2015 dat de 7500 toevoegingsadvocaten een kwart van de omzet uit commercieel werk moeten zien te halen. Van der Meer vindt dat geen reële opdracht. ‘In sommige sectoren kan dat inderdaad. Laat ik het voorbeeld nemen van de familiepraktijk. Als je echtscheidingen doet, kun je armere en rijkere mensen langs zien komen. Maar in de Haagse Schilderswijk ligt dat al anders. Daar is de kans dat je mensen treft die niet onder het stelsel vallen, niet zo groot. In de socialezekerheidspraktijk, wat echt een specialisatie is, en de asielpraktijk evenmin. Advocaten die op die terreinen actief zijn, kun je opdragen commercieel te gaan bijklussen. Maar dat staat haaks op de noodzaak tot specialisatie. Dat schrijven we ook in ons rapport. De generalist die alle zaken doet, heeft zijn langste tijd gehad. Dat leidt tot een soms twijfelachtige kwaliteit. Dat merk ik als rechter zelf ook.’
Het rapport, getiteld Andere tijden, kwam naar buiten, terwijl de inkt van het regeerakkoord nog niet droog was. Daarin staat dat herziening van de rechtsbijstand binnen de bestaande budgettaire kaders moet blijven. ‘Dat betreft een politieke keuze, die ik graag aan de politiek laat,’ zegt Van der Meer. ‘Bij het ministerie van Veiligheid en Justitie was genoegzaam bekend wat ongeveer de uitkomst zou zijn. Ik mag aannemen dat dat ook bij de formerende partijen bekend is geweest. Maar men kan natuurlijk niet vooruitlopen op een rapport dat er nog niet ligt. Nu is dat er wel en kunnen de partijen bezien of het rapport reden is om hun standpunt te herzien.’
1700 uur
De commissie-Van der Meer schetst in haar eindrapport vier scenario’s voor de gesubsidieerde rechtsbijstand. In het eerste scenario moet het kabinet de portemonnee trekken, in de andere drie scenario’s niet. Financieel gezien mogen die aantrekkelijk lijken, maar ze vereisen wel scherpe politieke keuzes, waarschuwt Van der Meer. ‘In één van de scenario’s verlagen we het puntental met een derde. Dan is een punt niet langer een uur, maar een uur en circa twintig minuten. Wil je dan het maximum in schaal 12 halen, dan moet je naar ongeveer 1700 declarabele uren per jaar. Dat komt in de advocatuur nergens voor. Of je laat als politiek de eis van een redelijk inkomen vallen.’
De nieuwe ministers van Justitie en Veiligheid moeten als eerste kleur bekennen. Het is aan hen het huidige wetsvoorstel, opgesteld door Ard van der Steur, al dan niet aan te passen. Van der Meer: ‘Ik neem niet aan dat de minister een opdracht geeft tot onafhankelijk onderzoek om er vervolgens niets mee te doen. Wij zeggen dat er in elk geval beslissingen moeten worden genomen. Welke beslissing? Dat is aan de politiek. Ik ga daar niet over.’
Tekort van elf mille
Circa vier- tot vijfduizend advocaten zijn voor hun inkomen grotendeels afhankelijk van toevoegingszaken. Gemiddeld komen zij per jaar netto elf mille tekort, zo heeft de commissie‑Van der Meer berekend.
In het rapport van de commissie-Wolfsen uit 2015 werd gesteld dat een advocaat per jaar met 1200 declarabele uren net zo veel zou moeten verdienen als een senior beleidsambtenaar op een Haags ministerie. Die zit in de zogeheten schaal 12, waarvan de hoogste trede netto per jaar een salaris van 43 mille oplevert. In navolging van het kabinet neemt de commissie-Van der Meer die norm over en heeft gekeken wat daar in de praktijk van terechtkomt. Conclusie: toevoegingsadvocaten komen niet eens in de buurt van de Haagse ambtenaar.
Een advocaat met een kantoor en secretariële ondersteuning moet op jaarbasis een omzet maken van 129 mille, stelt Van der Meer. In het huidige stelsel verdient iemand die 1200 declarabele uren maakt slechts 88.482 euro. Met aftrek van kosten en belastingen resteert een netto-inkomen van nog geen 32 mille. Het verschil met de rijksambtenaar is ruim 11.000 euro. Het inkomen van de gemiddelde toevoegingsadvocaat komt daarmee feitelijk in salarisschaal 8 of 9. In die salarisschalen zijn bij de overheid de systeembeheerder, de administratief medewerker en de beleidsondersteunend medewerker ondergebracht.
Met de voorstellen van Van der Meer om meer punten toe te kennen voor een zaak, stijgt de omzet van de gemiddelde toevoegingsadvocaat naar ruim 126 mille en wordt het verschil met de ambtenaar in schaal 12 zo goed als overbrugd.
Het reguliere puntentarief bedraagt 105,61 euro. In 2016 werden (inclusief toeslagen en extra uren) 3,1 miljoen punten toegekend, voor een totaalbedrag van 297 miljoen euro. Uitgaande van de voorstellen van de commissie stijgt het aantal toegekende punten bij een gelijkblijvend aantal toevoegingen (ruim 400.000) naar jaarlijks 4,3 miljoen. De totale overheidskosten voor de toevoegingen stijgen van 273 miljoen euro naar 400 miljoen euro per jaar.
Het eindrapport Andere tijden kan worden gedownload via de website van de Rijksoverheid.
Dit artikel is ook verschenen in het Advocatenblad van november 2017.