Derdengelden: je kunt je er als advocaat verre van houden. Maar áls betalingen voor derden via jouw kantoor laat lopen, moet je het goed doen. Wie het niet al te nauw neemt met het tweehandtekeningenvereiste kan rekenen op een douw.
Niet alle advocaten hebben een derdenrekening, en sinds 1 januari 2017 is in dat geval een stichting derdengelden niet meer verplicht. Maar een derdenrekening kan wel handig of nodig zijn, bijvoorbeeld om bij incasso’s zelf de vinger aan de pols te kunnen houden. Of omdat derden een betaling wel aan jou willen toevertrouwen, maar niet aan je cliënt. Of om aan te wenden om je eigen declaratie te voldoen – iets wat je tegenwoordig al bij aanvang van de dienstverlening met je cliënt mag afspreken (toelichting op 6.19 lid 4 Voda).
Mr. X had een derdenrekening en ze betaalde alle daarop binnengekomen bedragen keurig binnen enkele dagen door aan de rechthebbende. Haar kantoorgenoot mr. P. tekende als mede-bestuurder van de stichting derdengelden netjes mee.
Maar mr. P. ging weg en een nieuw bestuurslid was nog niet zo gemakkelijk te vinden. In de tussentijd bediende mr. X zich in voorkomende gevallen maar even zelf van het pasje en de (digitale) handtekening van mr. P. Na elf maanden vond mr. X een nieuwe bestuurder en ging alles weer helemaal volgens het boekje. Maar toen kwam de deken op bezoek…
De tuchtrechter in ‘s-Hertogenbosch verwijst naar paragraaf 6.5 van de Voda, waarin de derdenrekening is geregeld. Wie met derdengelden werkt heeft een stichting derdengelden nodig, die in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden. Daarvan moet er in elk geval één advocaat zijn. Die bestuurders zijn alleen gezamenlijk bevoegd. Uit de administratie moet blijken dat ze samen beslissen over betalingen en voor betalingsopdrachten aan de bank geldt een tweehandtekeningenvereiste.
Mr. X had artikel 6.22 lid 8 Voda overtreden door zonder medebestuurslid betalingen te verrichten en dat rekende de tuchtrechter haar aan. Het werd een waarschuwing.
Op dezelfde dag kreeg een andere mr. X een berisping van de Bossche raad, ook voor – onder andere – gedoe met de derdenrekening. Deze advocaat had vanaf de oprichting van zijn kantoor in 1995 het tweehandtekeningenvereiste niet gevolgd en betalingen door de secretaresse laten doen. Tegen de deken had hij gejokt dat er intussen een tweede bankpas was, die alleen nog moest worden geactiveerd.
En een advocaat in het Haagse die een stichting derdengelden met maar één bestuurder had kreeg die dag een voorwaardelijke schorsing van vier weken, maar bij die advocaat was er nog veel meer aan de hand.
De drie advocaten kunnen nog in beroep.