De Turks-Koerdische advocaat Ramazan Demir verdedigt terroristenverdachten, journalisten, politici en collega’s die door de Turkse overheid worden vervolgd. Vorige maand ontving hij de IBA Human Rights Award.
Door Tatiana Scheltema
Demir kreeg de prijs tijdens de IBA-conferentie, dit jaar in Sydney, Australië. ‘Hier sta ik…’ begint hij, maar zijn keel zit dicht. ‘Sorry,’ fluistert hij. Het is een zeldzaam moment van ontlading voor de doorgaans onverstoorbaar glimlachende advocaat waarin waaróm hij daar staat in volle omvang over hem heenslaat. (Wie wil weten wat er de laatste vier, vijf jaar in Turkije aan de hand is, moet dit moment even nakijken op de site van de IBA.)
Maar Demir (34) herpakt zich. In zijn acceptatiespeech schetst hij de duizelingwekkend snelle afbraak van de Turkse rechtsstaat. Die begon in 2013, met het excessieve politiegeweld tegen vreedzame milieuactivisten die het minuscule Gezi-parkje in Istanbul tegen bulldozers wilden beschermen en vond een voorlopig hoogtepunt in de levende verbranding van tientallen burgers in de schuilkelders van het stadje Cizre, één van de steden in Zuidoost-Turkije die in de winter van 2016 door Turkse overheidstroepen werden belegerd.
Nog tijdens die belegering spande Demir een spoedprocedure aan bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om het Turkse leger te dwingen ambulances toe te laten tot het belegerde gebied. Tevergeefs. De eerste twee aanvragen werden toegewezen, maar het leger trok zich er weinig van aan. Latere aanvragen werden terugverwezen naar het Turkse Constitutionele Hof.
Op 21 maart vorig jaar bleek Demir plotseling van de aardbodem verdwenen. Een paar dagen eerder waren hij en acht andere advocaten op verdenking van terroristische activiteiten gearresteerd, maar door de rechter op vrije voeten gesteld. Daartegen had de aanklager met succes beroep aangetekend en een arrestatiebevel uitgevaardigd. Er werd gefluisterd dat de grond Demir te heet onder de voeten was geworden en dat hij – eindelijk – naar Europa was gevlucht, want de kans dat hij er deze keer genadig vanaf zou komen, was klein.
Maar op 6 april dook hij weer op en meldde zich bij de politie. Hij had zijn werk willen afmaken, verklaarde hij.
Van de tientallen zaken die hij in die twee weken aanbracht bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn er tenminste 34 in behandeling genomen, een schriftelijke ronde daarover is net achter de rug. Deze maand wordt bekend of er een zitting zal komen.
‘Hij laat zich niet afleiden. Dat is sterk en knap,’ zegt Frederike Geerdink, de Nederlandse journaliste die tot september 2015 werkte vanuit de Turks-Koerdische stad Diyarbakir maar het land werd uitgezet. ‘Wat Ramazan voor Cizre en voor hordes vervolgde Koerdische politici doet, is opzienbarend want het brengt hem in de problemen. Maar dat zal hem nooit tegenhouden.’ Ze was dan ook ‘vereerd’ dat hij ook haar zaak (ze werd beschuldigd van het betreden van verboden terrein en deelname aan een demonstratie) wilde doen. ‘Hij kwam er speciaal voor uit Istanbul, terwijl hij de dag erna zelf terechtstond.’
Demir beschouwt de prijs als een eerbetoon dat hem ertoe verplicht nóg harder te vechten voor de erkenning van mensenrechten. Hij draagt hem op aan Tahir Elçi, de deken van Diyarbakir die in november 2015 op klaarlichte dag werd doodgeschoten. Aan de mensen – zijn cliënten – die hij, ondanks de uitspraken van het EHRM niet in leven heeft kunnen houden. En aan de mensen van Şırnak, de stad waar hij opgroeide die ‘met al mijn herinneringen, door de Turkse staat is vernietigd’.
Hoe eervol ook, veel bescherming zal de prijs hem persoonlijk niet bieden. Terug in Istanbul trof hij in de wandelgangen van de rechtbank de officier van justitie die hem vervolgt in zijn eigen zaak, waarin hij van terrorisme wordt verdacht. ‘Hij feliciteerde me met de prijs,’ zegt Demir. ‘En ik denk dat de rechters dat ook wel zullen doen.’ Maar de zaak gaat gewoon door. Op 7 februari 2018 is de volgende zitting.
Dit artikel is ook verschenen in het Advocatenblad van november 2017.