Een advocaat die in oktober 2016 met onmiddellijke ingang werd geschorst via een artikel 60ab Advocatenwet-procedure, is nu ook geschrapt van het tableau. Uit onderzoek bleek dat de advocaat misbruik maakte van toevoegingsgelden.
Door signalen van de president van de Rechtbank Rotterdam en de Raad voor Rechtsbijstand zag de Haagse deken zag zich in 2016 genoodzaakt een verzoek op grond van artikel 60ab Advocatenwet in te dienen: een spoedschorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet. Dossieronderzoek had uitgewezen dat de advocaat niet direct betrokken was bij voorlichting en advisering over zaken. Zijn kantoor vroeg lichte advies toevoegingen (LAT) aan, terwijl er niet of nauwelijks werk in verricht werd. Bij rechtsbijstand op basis van LAT hoeft geen verantwoording te worden afgelegd over de bestede tijd. Vergoedingen worden toegekend vrijwel zonder enige controle.
Ook werkten anderen dan de advocaat in dossiers, al dan niet op eigen initiatief, ook personen zonder de juiste kwalificaties. De kantoorinrichting was zo dat anderen dan de advocaat zijn digitale handtekening onder stukken en brieven konden zetten. Ook werden toevoegingen aangevraagd voor kansloze procedures. De Haagse raad van discipline wees het verzoek van de deken om een spoedschorsing dan ook toe.
Bodemprocedure
Op grond van artikel 60ab lid 5 Advocatenwet moet de deken na een spoedschorsing wel binnen zes weken een ambtshalve bezwaar indienen (lees: een bodemprocedure starten). Dat deed de deken ook en in februari 2017 gaf de Haagse raad van discipline een tussenbeslissing: eerst moesten de volledige procesdossiers van de hoger beroep procedures die de advocaat was begonnen tegen de beslissingen van de raad worden ingebracht. Ook had de Raad voor Rechtsbijstand een groot deel van de LAT-vergoedingen ingetrokken; de raad wilde meer zien van de bezwaarprocedures die de advocaat daartegen was begonnen.
Baten deed dat overigens niet. Met het grote aantal verzoeken om een LAT-vergoeding dat de advocaat heeft ingediend voor zaken waarin hij niet of nauwelijks juridische bijstand verleende heeft hij gehandeld in strijd met de verplichting tot financiële integriteit, oordeelt de raad. Ook heeft de advocaat misbruik gemaakt van overheidsgelden, oordeelt de raad. Deze feiten zijn al ernstig genoeg en de raad weegt dan ook nog het tuchtrechtelijk verleden van de advocaat mee. Bovendien geeft de advocaat nog steeds geen blijk het kwalijke van zijn handelen in te zien. Ook neemt de raad in aanmerking dat hij steeds probeert de verantwoordelijkheid bij anderen te leggen. In deze omstandigheden ziet de raad de meest vergaande maatregel, schrapping, passend en geboden.