Een advocaat die heeft verzocht om een beslissing van het Hof van Discipline te herzien, is in het gelijk gesteld. Aanleiding vormen uitspraken van de toenmalig voorzitter van het hof Joost van Dijk in het Advocatenblad.
De advocaat werd in juni 2017 door het hof voor de duur van drie maanden geschorst, nadat de Haagse Raad van Discipline de klachten tegen de advocaat in december 2016 nog ongegrond had verklaard. Tegen de uitspraak van het hof diende de advocaat een herzieningsverzoek in.
Volgens de advocaat is er sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces. Van Dijk zou vooringenomen zijn geweest, wat zou blijken uit een interview dat hij in februari 2017 aan het Advocatenblad gaf. Bepaalde passages zouden direct betrekking hebben op de zaak van de advocaat. Door de publicatie was ‘wederhoor tot een formaliteit geworden’, zo merkte de advocaat op in zijn pleidooi.
Het hof gaat hierin mee. De feiten in de zaak van de advocaat zijn niet alledaags, waardoor een link snel kan worden gelegd tussen die casus en de uitspraken in het betreffende artikel. Bovendien vond het interview plaats in de periode van het hoger beroep. Hoewel Van Dijk zich in principe mocht uitlaten zoals hij in het interview heeft gedaan, heeft hij ‘bij verzoeker op zijn minst genomen de indruk gewekt dat hij jegens hem zijn mening op voorhand klaar had en dus vooringenomen was,’ aldus het hof. Hij had zich dat moeten realiseren en de behandeling van de zaak aan een andere voorzitter moeten overlaten.
Het Hof van Discipline wijst het verzoek tot herziening daarom toe. Het hoger beroep zal door een andere kamer opnieuw worden behandeld.