‘Ik beperk mij in deze reactie tot een kleine greep uit alle aantoonbare onjuistheden in uw sommatie onder verwijzing naar enkele toepasselijke bepalingen die ik voor u heb geciteerd. Het is immers niet mijn taak uw gebrek aan inlezen volledig te compenseren.’ Zo, mr. X heeft de toon in zijn brief aan de advocaat van de wederpartij gezet.

En hij gaat verder: ‘Tevens merk ik op dat u een tuchtrechtelijke grens hebt overschreden door cliënten een sommatie toe te zenden die slechts bestaat uit een aaneenschakeling van volledig ongefundeerde aantijgingen, feitelijke onjuistheden, juridische nonsens en loze dreigementen. Aan een advocaat komt weliswaar een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen, maar die vrijheid is niet onbeperkt. In onderhavige casus hebt u de grens van uw vrijheid overschreden door “feiten” te poneren waarvan u redelijkerwijs kon weten dat zij in strijd met de waarheid zijn. Vervolgens gebruikt u bedoelde “feiten” als onderbouwing van een zogenaamd overwogen aangifte. Uw herhaald telefonisch lastigvallen van [cliënt van verweerder] is tevens volstrekt onaanvaardbaar. Cliënten behouden zich ter zake alle rechten voor.’

Vier weken later spreekt mr. X een voicemailberichtje in bij de wederpartij: ‘Ik word nu werkelijk ziek van die domme briefjes elke keer. (…) Wellicht wilt u zich een beetje verdiepen in de materie voordat u elke keer lukraak mailtjes verstuurt en elke keer weer dreigt met domme kort gedingen (…).’ Een dag later volgt een e-mail met daarin de mededeling: ‘U bent kennelijk gestoord.’ En om het geheel smakelijk af te ronden nog eentje met als inhoud: ‘Kletspraat.’

In de tuchtzaak erkent mr. X dat de woorden ‘U bent kennelijk gestoord’ niet konden en biedt hij daarvoor zijn excuses aan; de rest kon volgens hem (net) door de beugel.

De Amsterdamse tuchtrechter komt met (een ander aspect van) dezelfde norm als die waarmee mr. X zijn wederpartij om de oren had geslagen. In het kort: je hebt ruime mate van vrijheid ten opzichte van de wederpartij, maar je mag niet onnodig grieven, geen feiten poneren waarvan je weet of redelijkerwijs kan weten dat ze niet kloppen en je mag de belangen van de wederpartij niet onnodig of evenredig schaden zonder redelijk doel.

Toetsend aan de ‘onnodig grievend’-norm is de tuchtrechter het met mr. X eens – ‘kennelijk gestoord’ kon niet, de rest was weliswaar ‘scherp, maar tevens functioneel’. Toch vindt de tuchtrechter dat ‘de ter discussie gestelde bewoordingen passen in een patroon van negatieve bejegening, hetgeen weinig constructief is’. Maar blijkbaar niet erg genoeg om in strijd te zijn met de verplichting te streven naar een onderlinge verhouding van vertrouwen en welwillendheid (Gedragsregel 17). Die regel wordt in de uitspraak niet genoemd.

De klacht is gegrond, zonder maatregel. Mr. X moet vijftig euro griffierecht aan de wederpartij vergoeden, maar een proceskostenveroordeling (meestal duizend euro) krijgt hij niet. Daar begint men pas aan bij een waarschuwing. Hoger beroep staat nog open.

Misschien had mr. X niet zo gauw een klacht gekregen als hij niet zelf de wederpartij de les had gelezen. Maar, zoals de leermeester van Luther tegen hem gezegd schijnt te hebben: ‘We preach best what we need to learn most.’

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie