Mr. X is curator van een meneer die al sinds 1969 door zijn zus wordt verzorgd. Van 1997 tot 2009 was de zus ook curator van haar broer, maar toen nam mr. X – tegen haar wil – die rol van haar over.
In 2017 dient mr. X namens de broer een verzoekschrift in tot een verlaging van zijn bijdrage aan het gemeenschappelijk huishouden van € 850 naar € 600. Dat verzoek wordt door de kantonrechter toegewezen. De zus weet nergens van.
De zus dient, mede namens haar broer, een klacht in over mr. X. Strekking: mijn broer en ik zitten aan een dure curator vast die eist dat we aan hem en de kantonrechter financiële verantwoording afleggen en intussen vertelt hij mij niet eens dat hij bij de kantonrechter om een verlaging van de financiële bijdrage vraagt.
Volgens mr. X kan de broer zijn zus niet machtigen, omdat hij onder curatele staat. Maar dat zou volgens de tuchtrechter betekenen dat mr. X door zijn toestemming te weigeren zou kunnen voorkomen dat er over hem geklaagd wordt. Dat vindt de Haagse tuchtrechter onwenselijk en niet in overeenstemming met het karakter van het tuchtrecht. Dus wordt de klacht beschouwd als mede namens de curandus ingediend en is hij daarin ontvankelijk.
Maar echt helpen doet het (broer en) zus niet. Volgens de vaste norm bij handelen in een andere hoedanigheid toetst de tuchtrechter of mr. X het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Dat is niet het geval, omdat het niet aan mr. X, maar aan de kantonrechter was om te bepalen of de zus als belanghebbende moest worden beschouwd en of zij dus moest worden opgeroepen. En het was niet de taak van mr. X om ook over de belangen van de zus te waken. Als broer en zus het met de kantonrechter niet eens waren, hadden ze maar in beroep moeten gaan, al brengt dat kosten met zich mee.
De voorzitter van de Haagse raad acht de klant kennelijk ongegrond, maar verzet is nog mogelijk.
Ergens is het vreemd – een zus kan in zo’n geval dus, als ze kwaad wil, een handelingsonbekwame broer zonder formele bevoegdheid meeslepen in klachten waar hij misschien niet achter staat. Maar veel risico loopt de broer daar niet mee. En zo schept de tuchtrechter wel een ingang voor een handelingsonbekwame, die in het leven toch al zo machteloos staat.